A-G Niessen vindt het oordeel van Hof Amsterdam, om een iPad als communicatiemiddel in de zin van art. 15b Wet LB aan te wijzen, onbegrijpelijk. Aangezien de ‘telefoonfunctie’ (ofwel: de communicatiefunctie) van de iPad ondergeschikt is aan de overige functies en taken van het apparaat is de A-G is van mening dat de iPad moet worden aangemerkt als ‘computer en dergelijke apparatuur’.
Volgens het Hof is het invoeren van gegevens op een iPad, vanwege het ‘schermtoetsenbord’ dat een belangrijk deel van het scherm in beslag neemt, aanzienlijk minder vlot mogelijk dan bij apparaten die gebruik maken van een ‘klassiek’ toetsenbord met fysieke toetsen. Zoals desktop-PC’s en laptops. Aangezien deze beperkingen zich op de iPad vooral voordoen bij het gebruik van functies die niet als communicatie zijn aan te merken, zoals het schrijven van langere teksten, acht het Hof een iPad niet geschikt voor langdurig gebruik als computer. Op deze gronden heeft het Hof de iPads aangemerkt als communicatiemiddel in de zin van art. 15b(1)(f) Wet LB 1964.
De A-G acht ’s Hofs oordeel dan ook onbegrijpelijk. Volgens de A-G heeft het Hof er geen blijk van gegeven dat hij bij zijn beschouwing alle functies van de iPad in onderlinge samenhang in aanmerking heeft genomen. Het oordeel lijkt beperkt te zijn tot een beoordeling van de zogenoemde ‘kantoorfuncties’ waarover de iPad beschikt, waarbij het Hof overigens miskent dat het mogelijk is – en voor taken als ‘het uittypen van lange teksten’ ook gebruikelijk is – om een draadloos toetsenbord aan te sluiten op de iPad, waarmee wordt voorkomen dat het ‘schermtoetsenbord’ in beeld verschijnt.
Aangezien de ‘telefoonfunctie’ (ofwel: de communicatiefunctie) van de iPad ondergeschikt is aan de overige functies en taken van het apparaat, dient de iPad volgens de A-G te worden aangemerkt als ‘computer en dergelijke apparatuur’ in de zin van artikel 15b(1)(s) Wet LB 1964.
Geef een reactie