Daan werd met een verschrikkelijke hoofdpijn wakker. Hij keek op zijn horloge. Bijna elf uur. De maatschapsvergadering zou, als het goed is, al begonnen zijn. Hij nam aan dat ze ook wel zonder hem zouden beginnen. Hij zocht in zijn toilettas naar een pijnstiller. Gelukkig zat er nog twee paracetamols in.
Hij nam de pijnstillers in met een glas water. Daarna ging hij weer op zijn bed liggen. Hij keek naar het plafond, voelde zich draaierig worden. Hij was de controle kwijt, zijn hersenen maalden. Alles ging in elkaar over. Hij moest de maatschap redden, zijn vrouw vennoot maken, de fiscus aanbieden alle dossiers te controleren. Hij was weg.
In de verte hoorde hij het dreunen. Waren ze aan het heien. Dat hadden ze dan ook wel eens mogen vertellen.
‘Mijnheer van Dalenburg kunt u open doen?’ Weer gebonk. Wat was dat. Wie kon hem nu nodig hebben. Hij knipperde met zijn ogen.
‘Mijnheer van Dalenburg?’ Plotseling ging de deur open. De eerste die binnenkwam was de hotelmedewerker, met daarachter Joke en Wouter. ‘Wat doen jullie hier?’ vroeg Daan verbaasd.
‘U redt het zo wel?’ vroeg de hotelmedewerker. Joke en Wouter knikten beiden. Wouter was geschokt door wat hij zag. De minibar in het hotel stond open er zat niets meer aan drank in, op de grond lagen twee flessen whisky. Zonder dop. Hij keek naar Daan, die zag er slecht uit. Wat was de reden dat iemand zich zo bedronk, dat hij niet meer in staat was om te functioneren.
Joke keek geschrokken. Dit had ze nog nooit eerder gezien. Natuurlijk had ze wel eens iets gezien in een televisieserie of een film. Maar dat zij er ooit mee geconfronteerd zou worden. Dat had ze nooit gedacht. Kwam dit allemaal door het overlijden van Schuimstra? Vroeg zij zich af. Of was er meer aan de hand? Waren er thuis problemen, waar zij niets vanaf wist? Hoeveel wist je eigenlijk van elkaars privéleven? Dat vroeg zij zich af. Zouden haar collega’s weten dat zij af en toe ook twijfelde tussen het moederschap en de verantwoordelijkheden die het medeleidinggeven aan een maatschap met zich meebracht?
Daan was op de rand van het bed gaan zitten. ‘Wat doen jullie hier?’ herhaalde hij nog een keer zijn vraag. Wouter kaatste de vraag terug. ‘Wat doe jij hier?’ Joke viel hem bij. ‘Wij zaten op jou te wachten. Maar je kwam maar niet opdagen. Je mobiel stond uit. Uiteindelijk hebben we jouw vrouw maar gebeld. Die vertelde dat je twee dagen met ons op pad was.’
‘Sorry, sorry,’ zei Daan. Wouter schoof de gordijnen iets open. Hij keek de kamer nog eens rond. Sobere inrichting concludeerde hij. Je kon er in ieder geval niet veel stuk maken.
Daan knipperde nog eens met zijn ogen. Het licht van buiten deed hem zeer aan de ogen.
‘Nu weet mijn vrouw er dus ook van?’
‘Je vrouw weet dat je niet op de maatschapsvergadering aanwezig was. Maar ik heb tegen haar gezegd, dat wij navraag zouden doen bij het hotel waar we de vorige maatschapsvergadering hadden. Volgens je vrouw was je de laatste weken nogal in de war. Dus het kon best zo zijn dat je naar de verkeerde locatie was gegaan,’ reageerde Joke met een knipoog. Ze was van de eerste schrik bekomen en gevoel van medelijden bekroop haar.
‘Ik dacht dat jullie ook wel zonder mij zouden vergaderen,’ zei Daan.
Wouter vroeg zich af wat de oorzaak kon zijn van het gedrag van Daan. Had hij problemen thuis? Maar in dat soort gevallen kozen vennoten er meestal voor om zich helemaal op het werk te storten. Nee, dat leek niet voor de hand. Hij besloot het Daan maar rechtstreeks te vragen.
‘Daan, waarom heb jij je hier opgesloten?’
Hij zag Daan van kleur verschieten en met een woedende blik beantwoorden.
‘Dat weet jij best.’
Joke keek naar Daan en toen weer naar Wouter.
‘Wat is er wat ik niet weet en jullie wel?’
Wouter dacht na en op eens begon het hem te dagen. De bekentenis die Daan op de dag van de begrafenis aan hem had gedaan. Dat dit zoveel impact zou hebben op Daan daar had hij nooit bij stilgestaan.
‘Gaat iemand mij nog uit de droom helpen?’ Joke klonk boos.
‘Ik vind dat Daan dat zelf moet vertellen,’ reageerde Wouter.
Daan keek naar Joke en weer naar Wouter. Hij vroeg zich af wat hij moest doen. Zijn mond was droog. Maar hij besefte dat het geen enkele zin had om het nog verder voor zich te houden.
‘Wacht ik haal een glaasje water. Spraakwater lest de dorst.’
Toen Daan een slok water had genomen, begon hij te praten.
‘Wouter weet het al. Hij zei dat ik het ook met jullie moest delen. Maar ik durfde het niet. Ik schoof het voor mij uit en hoe langer ik wachtte hoe moeilijker het werd.’
‘Je maakt me nieuwsgierig,’ reageerde Joke.
‘Wat moest jij mij en je collega’s vertellen?’
Het vorige seizoen van ‘Rumoer in de maatschap’ is hier te bestellen.
Jan Wietsma
Geef een reactie