De Belastingdienst moet signalen die erop wijzen dat een adviseur mogelijk de grenzen overschrijdt bij het verzorgen van aangiftes serieus nemen. Doet zij dat niet dan verzwakt dat de positie van de Belastingdienst ten faveure van de belastingplichtige. Dat blijkt uit een uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 24 augustus jl.
Een belastingadviseur heeft een aantal jaren ten onrechte persoonsgebonden aftrek opgevoerd voor zijn cliënten. Dat liep niet goed af voor de in eerste instantie bevoordeelde belastingbetaler met een inkomen van rond de € 16.000. Er werden navorderingsaanslagen opgelegd. De ten onrechte genoten aftrek moest worden terugbetaald. Dat leidt tot een rechtszaak waarbij de benadeelde – of misschien beter gezegd: de in eerste instantie bevoordeelde – belastingbetaler stelde dat de Belastingdienst beter moeten opletten.
Navordering onterecht
En de rechter geeft de belastingbetaler gelijk. De navordering over de jaren 2010 en 2011 hoeft niet te worden betaald. Vanaf begin 2013 ontving ‘de Belastingdienst signalen dat er wellicht ten onrechte aftrekposten waren opgevoerd in veel van de door belastingconsulent [A] voor zijn klanten ingediende aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. Op 2 april 2013 zijn voor alle aangiften binnengekomen onder het beconnummer van [A] , afwijkende behandelingen ingebracht om te voorkomen dat de aangiften geautomatiseerd afgedaan zouden worden. Toen was echter het overgrote deel van de aangiften al beoordeeld door het geautomatiseerde systeem van de Belastingdienst. Vanaf eind 2013 zijn alle aangiften afkomstig van het beconnummer van [A] handmatig beoordeeld.’ Zo leest het in de uitspraak.
De casuïstiek gaat verder. ‘In het op 16 januari 2015 op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [C] (werkzaam als aanslagregelaar inkomensheffing particulieren) door twee opsporingsambtenaren van de fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) is, voor zover van belang, vermeld:
“Vraag: [A] staat in het handelsregister ingeschreven sinds [1979] . Hoelang maakt [A] al gebruik van zijn BECON-nummer om aangiften inkomstenbelasting voor particulieren in te dienen?
Antwoord: Dat weet ik niet. Maar ik weet dat het al heel lang is. De laatste vier jaar zijn we strenger gaan controleren op de aangiften die zijn gedaan met zijn BECON-nummer. Toen bleek dat er erg veel gecorrigeerd moest worden. Mijn ervaring is, dat als er tien keer zorgkosten werden aangegeven, er ook tien keer gecorrigeerd moest worden.’
Al eerder vraagtekens
Uit het vonnis blijkt dat er ook voor 2013 al vraagtekens gesteld werden bij de aangiften van de belastingadviseur. Uit hetzelfde hiervoor geciteerde verhoor: ‘Ja, al vele jaren sturen we vragenbrieven naar [A] , als dat nodig is. Maar dat was dan niet zo massaal als vanaf 2013.’Uiteindelijk leidden deze omstandigheden – er werd pas vanaf 2013 serieus onderzoek gedaan naar de foute aangiften van de belastingadviseur, terwijl er daarvoor wel serieuze signalen waren – dat de naheffingen niet terecht opgelegd zijn. Blijkbaar mochten de belastingplichtigen vertrouwen op de deskundigheid van hun belastingadviseur. De rechter noemt het een ‘Ambtelijk verzuim’ vanuit de Belastingdienst om niet eerder aan de bel te trekken en de aangiften van de betreffende fiscale adviseur beter tegen het licht te houden en niet eerder in te grijpen. De betreffende belastingbetaler hoeft zijn navordering inzake persoonsgebonden aftrek niet te betalen.
Uiteindelijk zijn er zo door de Belastingdienst (stand januari 2015 ) van de 16.124 aangiften van de betrokken adviseur 3.427 inhoudelijk beoordeeld. Deze aangiften laten de volgende cijfers zien:
Aangegeven persoonsgebonden aftrek | € 2.616.492 | 100% |
Vastgestelde persoonsgebonden aftrek | € 1.048.083 | 40,1% |
Correctie persoonsgebonden aftrek | € 1.568.409 | 59,9% |
Lees hier de gehele uitspraak.
Geef een reactie