Het naderen van de AOW-leeftijd betekent niet dat een werkgever een transitievergoeding voor een volledig arbeidsongeschikte medewerker hoeft te matigen. Dat heeft het Gerechtshof in Den Bosch bepaald.
Een bovenschoolse stichting, die werkgever was van een al lang zieke leraar Frans, vond dat het wel wat minder kon met de vergoeding, maar in hoger beroep was de rechter het daar niet mee eens. In eerste aanleg kende de kantonrechter de leraar, die 38 dienstjaren had, een gematigde transitievergoeding van €25.000,- euro toe. Maar het Gerechtshof oordeelde dat dat de werknemer recht heeft op de volledige transitievergoeding van €73.514,42 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dat de hoogte van de vergoeding niet in verhouding staat tot het inkomensverlies van ongeveer €6.000,- dat werknemer zal lijden over de periode van het ontslag tot het moment dat hij over 20 maanden de AOW-gerechtigde leeftijd zou bereiken, verandert daar niks aan. Het Gerechtshof vernietigde het vonnis van de kantonrechter.
Inkomensverlies
De transitievergoeding moet compensatie voor schade en inkomensverlies door het ontslag, maar dient ook de overgang naar een nieuwe werkgever te vergemakkelijken. De werkgever hield de kantonrechter voor dat het ontslag – met inachtneming van de uitkering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten met daar bovenop een extra vergoeding – een inkomensverlies van ongeveer €6.000,- zou opleveren voor de werknemer. Om die reden vond de bovenschoolse stichting de gevraagde vergoeding disproportioneel en onaanvaardbaar, en een ongerechtvaardigde verrijking ten opzichte van werknemers van wie het dienstverband eindigt bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
Geen herstel
Na langdurige arbeidsongeschiktheid zonder uitzicht op herstel en met nog maar 20 maanden te gaan tot zijn pensionering, kon volgens de kantonrechter worden aangenomen dat de docent toch niet meer aan het werk zou komen. Daarmee week zijn situatie weinig af van die van een gewone werknemer die wordt ontslagen en bij wie vanaf dat moment niet meer wordt uitgegaan van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. In zo’n ‘gewoon’ geval wordt aan een werknemer door de wetgever de transitievergoeding ontzegd.
Hoger beroep
De leraar pikte de beperking van de transitievergoeding niet en ging in hoger beroep. Met succes. Uit de memorie van toelichting bij de wet blijkt dat het niet de bedoeling van de wetgever was om een werknemer die een IVA-uitkering krijgt een lagere transitievergoeding toe te kennen. Ook was het niet de bedoeling van de wetgever om een werknemer die binnen afzienbare tijd de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt een lagere transitievergoeding toe te kennen.
Geen pensioenplafond
Het recht op en de hoogte van de transitievergoeding is door de wetgever uitdrukkelijk niet gekoppeld aan schade of inkomensverlies. Een pensioenplafond ontbreekt in de wettelijke bepalingen over de transitievergoeding. Het Gerechtshof overweegt dat een dergelijke disproportionaliteit tussen een inkomensverlies van ongeveer €6.000,- en een vergoeding van ruim €73.000,- op het eerste gezicht onaanvaardbaar kan lijken, maar vond desondanks dat hiervan geen sprake is. De scholenstichting is veroordeeld tot betaling van de vergoeding van €73.514,42 bruto aan de werknemer.
Geef een reactie