Een RA van PwC is door de Accountantskamer berispt voor het ten onrechte afgeven van een goedkeurende verklaring bij de jaarrekening van een later failliet verklaarde zorginstelling. Er is onder meer te weinig controle uitgevoerd om een deugdelijke continuïteitsveronderstelling op te kunnen baseren.
De curator van de failliete instelling had een tuchtklacht ingediend tegen de RA wegens een tekortschietende controle van de jaarrekening over 2009. Volgens het FD gaat het om Zonnehuizen. Dat was een landelijke antroposofische zorg- en lesinstelling voor mensen met een ontwikkelingsstoornis. De stichting was goed voor € 90 mln omzet, maar boekte in 2010 een verlies van € 18 mln. Een jaar later volgde faillissement. In de laatste jaarrekening (2009) is echter nog geen sprake van risico’s voor het voortbestaan van de onderneming.
Meerdere indicatoren
“De Accountantskamer stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat er ten tijde van de vaststelling van de jaarrekening over 2009 meerdere indicatoren aanwezig waren (zoals een negatief werkkapitaal, negatieve operationele kasstromen en de onmogelijkheid om alle schuldeisers op vervaldata te betalen), die afzonderlijk of tezamen voormelde gerede twijfel omtrent de continuïteitsveronderstelling konden doen ontstaan.” Dat heeft de RA ook onderkend, maar hij heeft niet aannemelijk kunnen maken dat hij aanvullende controlewerkzaamheden heeft gedaan ten aanzien van de continuïteitsveronderstelling. “De Accountantskamer is voorts van oordeel dat de in het controledossier vermelde, wel vastgelegde reguliere controlewerkzaamheden met onvoldoende diepgang zijn uitgevoerd om de daarop gebaseerde conclusie omtrent de continuïteitsveronderstelling te kunnen dragen.”
Vrijval voorziening
De Accountantskamer oordeelt verder dat de RA onvoldoende professioneel-kritisch is geweest bij het beoordelen van de verwerking van een vrijval van de onderhoudsvoorziening in de jaarrekening. “Dit was temeer van belang nu deze wijziging ertoe leidde dat het resultaat van de stichting omsloeg van een verlies in een winst.”
Onvoldoende diepgang
De slotsom is dat de RA op “een majeur onderdeel van de jaarrekening 2009 (de continuïteitsveronderstelling), de toelichting daaronder begrepen, onvoldoende controlewerkzaamheden heeft verricht. Om die reden is niet aannemelijk dat betrokkene ter zake voldoende en geschikte controle-informatie heeft vergaard. Voorts heeft betrokkene niet afgewogen of de vrijval van de onderhoudsvoorziening terecht als bate in de jaarrekening is verantwoord. Dit betekent dat betrokkene de controle van de jaarrekening 2009 met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling heeft gepland en uitgevoerd. Betrokkene heeft daardoor in strijd gehandeld met de voor hem geldende fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag.” Er was geen deugdelijke grondslag voor een goedkeurende verklaring. De Accountantskamer legt de RA daarom een berisping op.
Geef een reactie