Een echtpaar dat in 2006 en 2007 hun huis verbouwde is door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch in het gelijk gesteld in een beroepszaak die draaide om de vraag of de inspecteur terecht de eigenwoningschuld van het stel op 374.500 euro vaststelde en als gevolg daarvan een deel van de aftrek van de rente heeft geweigerd.
Leningen
Het stel had voor de aanschaf van de woning een lening afgesloten en verhoogde die lening in 2007 en in 2008. De laatste keer gebruikten de man en de vrouw de verhoging voor een verbouwing van de woning. De definitieve aanslagen IB/PVV van het stel over de jaren 2006 tot en met 2009 werden zonder verdere controle door de inspecteur conform de ingediende aangiften vastgesteld en over die jaren zijn geen navorderingsaanslagen opgelegd. Ook de jaren 2013, 2014 en 2015 werden conform de aangiften op basis van een hypotheekschuld van € 468.000 afgehandeld, dus inclusief de verhoging in 2007.
Zolderopruiming
Zoals de Rechtbank Zeeland-West-Brabant eerder ook al oordeelde, brengt het enkele volgen van de aangiften in eerdere jaren op zich niet mee dat belanghebbenden ontslagen zijn van de last te voldoen aan de wettelijke eis van staving met schriftelijke bescheiden en dat zij er niet meer op bedacht hoefden te zijn de stukken te bewaren. Het echtpaar voldeed niet aan die eis, oordeelt het hof. De facturen die met de verbouwing hadden te maken zijn niet meer in het bezit van het stel, omdat de doos met administratie is kwijtgeraakt doordat deze met andere dozen oud papier is weggedaan bij het opruimen van de zolder. De door het stel aangeleverde opsomming van verbouwingskosten in Excel, foto’s van de verbouwing, de verkoopbrochure en de schriftelijke verklaringen van belanghebbenden zijn onvoldoende om te voldoen aan de eis van staving met schriftelijke bescheiden, stelt het hof.
Te laat
Toch wordt het echtpaar in het gelijk gesteld. De inspecteur vroeg namelijk te laat om de bewijzen. Na ommekomst van een zekere periode verliest de fiscus het recht om bewijs op te vragen, spreekt het hof uit. Daar was in dit geval sprake van:
‘Voorop staat dat de bewijslast van aftrekposten rust op de belastingplichtige. Van hem mag zorgvuldigheid worden gevraagd bij het bewaren van bewijsmiddelen ter adstruering van de door hem geclaimde aftrekposten. Anderzijds bestaat er in de privé-sfeer geen (algemene) bewaarplicht, zoals voor ondernemers e.d. geldt. Het voorgaande afwegende meen ik dat kan worden aangesloten bij de navorderingstermijn; de inspecteur heeft na ommekomst van de navorderingstermijn over het jaar of de jaren waarin de verbetering of het onderhoud van de eigen woning, waarvoor de geldlening is aangegaan, heeft plaatsgevonden, zijn recht om bewijs te vragen verwerkt. In situaties waarin de kosten van verbetering of onderhoud uit eigen middelen worden voorgefinancierd en later een geldlening wordt afgesloten, dient in afwijking hiervan naar mijn mening te worden aangesloten bij de navorderingstermijn over het jaar waarin de geldlening wordt afgesloten.’
Uitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2018:2463
Geef een reactie