PwC heeft niet gefaald in haar taak als controlerend accountant van drie beleggingsfondsen door de miljardenfraude van Bernard Madoff niet op te merken. Dat spreekt de Rechtbank Amsterdam uit in een zaak die draaide om de vraag of de uitgevoerde controle van de jaarrekeningen van de Fairfield Fondsen over de boekjaren 1998 tot en met 2005 toereikend is geweest of niet. PwC gaf goedkeurende verklaringen af. De curatoren van de fondsen wilden de door de Madoff-fraude geleden schade verhalen op de accountant, maar de Rechtbank Amsterdam gaat daar niet in mee.
Niet naar behoren
De vertegenwoordigers van de curatoren stelden dat PwC hun onderzoeken niet naar behoren heeft ingericht en uitgevoerd (en dat zij daardoor relevante informatie hebben gemist). In het bijzonder werd PwC verweten dat zij hun goedkeurende verklaringen hebben verstrekt terwijl zij onvoldoende inzicht hadden in de administratieve organisatie en interne beheersing. Als PwC de controleonderzoeken naar behoren had ingericht en uitgevoerd, hadden zij moeten concluderen dat zij geen goedkeurende verklaringen konden verstrekken zolang zij het bedoelde inzicht niet hadden, stelden de curatoren.
Accountantskamer
PwC vond dat van vaktechnisch falen geen sprake is geweest en de rechtbank gaat daarin mee. Daarbij wordt ook verwezen naar een eerdere uitspraak van de Accountantskamer, die in haar beslissing van 6 januari 2012 geoordeeld heeft dat de door PwC bij Fairfield Sentry uitgevoerde controlewerkzaamheden toereikend waren. De rechtbank hecht veel waarde aan het oordeel van de Accountantskamer en komt tot de slotsom is dat niet kan worden geoordeeld dat PwC als controlerend accountant van de Fairfield Fondsen niet de zorg van een goed opdrachtnemer hebben betracht, althans dat zij geen goedkeurende verklaring hadden mogen verstrekken op grond van de door hen uitgevoerde controle.
Enkele feit
Het enkele feit dat achteraf is gebleken dat in het bedrijf van de controlecliënt fraude heeft plaatsgevonden, betekent nog niet dat de accountant de voor hem geldende beroeps- en gedragsregels heeft geschonden (zie bijvoorbeeld College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) 29 januari 2013, ECLI:NL:CBB:2013:BZ4110). De primaire verantwoordelijkheid voor het voorkomen en ontdekken van fraude berust immers bij het bedrijf zelf, aldus het CBb, waarbij verwezen wordt naar RAC 240, waarin de verantwoordelijkheid van de accountant in verband met fraude in het kader van de controle van een jaarrekening nader is vastgelegd.
Ook de Hoge Raad heeft in gelijke zin overwogen in het hiervoor onder 3.11 genoemde arrest van 22 september 2017:
De accountant dient conform zijn beroepsregels professioneel kritisch te zijn, maar in geen van de rollen die de accountant kan aannemen (adviseur, samenstellend accountant, controlerend accountant), is hij op basis van zijn beroepsregels de eerst aangewezene om een fraudegeval te ontdekken. Zelfs in de meest verstrekkende rol, als controlerend accountant waarbij hij door middel van een controleverklaring een oordeel geeft over de getrouwheid van de jaarrekening, is op grond van de beroepsregels en vaste tuchtrechtjurisprudentie niet de accountant, maar de leiding van de vennootschap zelf de eerst verantwoordelijke voor het voorkomen en ontdekken van fraude.
Hetgeen het CBb en de Hoge Raad hebben overwogen geldt naar het oordeel van de rechtbank ook in deze situatie, waarbij sprake is van fraude bij het fonds waarin door de controlecliënt van de accountant (Fairfield Sentry, een groot, professioneel investeringsfonds) wordt belegd.
‘Hindsight bias’ op de loer
Ten slotte ligt in zaken als deze het risico van ‘hindsight bias’ op de loer, spreekt de rechtbank uit. ‘Het door de psycholoog B. Fischhoff in 1975 voor het eerst beschreven fenomeen dat mensen, zodra ze de afloop van een onverwachte gebeurtenis eenmaal kennen, geneigd zijn te denken dat ze de uitkomst (beter) hadden kunnen voorzien. Bij de beoordeling moet niet uit het oog worden verloren dat niemand destijds de door [eigenaar] gepleegde fraude heeft ontdekt. Zo heeft de SEC regelmatig onderzoeken uitgevoerd bij [bedrijf] . De SEC, noch banken, vermogensbeheerders en andere (grote) accountantskantoren, die op enigerlei wijze waren betrokken bij (clienten van) [bedrijf] , hebben de fraude ontdekt. Deze fraude was bovendien gebaseerd op een samenzwering, waarbij een groot aantal functionarissen van [bedrijf] en haar accountant waren betrokken en waarbij willens en wetens op grote schaal documenten zijn vervalst met als doel te verbloemen dat in werkelijkheid geen beleggingsactiviteiten werden verricht.’
Schadevergoeding
Door de uitspraak hoeven de curatoren niet op een eventuele schadevergoeding te rekenen. Of er een hoger beroep volgt is onbekend. Een woordvoerder van PwC meldt aan het FD dat er op dit moment nog één vergelijkbare rechtszaak loopt naar aanleiding van de Madoff-zaak.
Uitspraak: ECLI:NL:RBAMS:2018:6897
Geef een reactie