De Belastingdienst heeft het zorgvuldigheidsbeginsel geschonden bij een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting (Vpb) 2016, oordeelt de Rechtbank Gelderland. Een ondernemer maakte een overduidelijke vergissing bij haar Vpb-aangifte, maar de fiscus deed daar niets mee. Omdat daarmee het zorgvuldigheidsbeginsel werd geschonden wordt de belastingrente omlaag gebracht.
De Belastingdienst legde de ondernemer in januari 2016 een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2016 op naar een belastbaar bedrag van € 1.441.814 met een te betalen bedrag van € 350.452. De ondernemer wilde op 5 juli 2017 verzoeken om een voorlopige aanslag vast te stellen naar een belastbaar bedrag dat €130.000 hoger was dan het bedrag in de voorlopige aanslag, maar deed per ongeluk een verzoek om met een belastbaar bedrag van in totaal €130.000 rekening te houden, in plaats van met een verhoging tot een belastbaar bedrag van € 1.571.814. Op 31 juli 2017 deed de ondernemer dat alsnog, waarna de Belastingdienst op 19 augustus 2017 de voorlopige aanslag conform het verzoek vaststelde op een te betalen bedrag van € 356.952. Gelijktijdig met het vaststellen van de belastingaanslag werd een beschikking belastingrente vastgesteld van € 7.139.
Duidelijke vergissing
Dat laatste was volgens de rechtbank onterecht: ‘Naar het oordeel van de rechtbank had het op de weg van verweerder gelegen om over de gang van zaken vragen te stellen aan eiseres en te verifiëren welke schatting van de belastbare winst de juiste was. Eiseres heeft verzocht om een voorlopige aanslag die enorm afweek van de reeds eerder opgelegde voorlopige aanslag. Vrijwel direct na de ontvangst van de lagere voorlopige aanslag heeft eiseres een nieuw verzoek gedaan waaruit kan worden opgemaakt dat het al op 5 juli 2017 haar bedoeling was te vragen om een voorlopige aanslag die € 130.000 hoger was dan de eerste voorlopige aanslag. Eiseres heeft immers verzocht om verhoging van de voorlopige aanslag naar een belastbare winst van € 1.571.814, zijnde exact € 1.441.814 vermeerderd met € 130.000. Het is duidelijk dat sprake is geweest van een vergissing van eiseres. In een dergelijk geval staat het zorgvuldigheidsbeginsel eraan in de weg om belastingrente over het volle bedrag, dus zonder rekening te houden met de reeds volledig betaalde voorlopige aanslag van € 350.452, in rekening te brengen. Dat verweerder het opleggen van de voorlopige aanslagen volledig heeft geautomatiseerd en dat het aan menskracht ontbreekt om dergelijke bijzondere wijzigingen van de aanslagen te controleren, maakt dat in een geval als het onderhavige niet anders.’
Uitspraak: ECLI:NL:RBGEL:2018:3831
Geef een reactie