De NOB heeft aan de Kamercommissie voor Financiën een reactie gestuurd op de nota’s van wijziging bij het Pakket Belastingplan 2019, die minister Hoekstra naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. De belastingadviseurs vragen met name aandacht voor de fiscale behandeling van de IB-ondernemer.
In de nota’s zijn de maatregelen uitgewerkt die zijn getroffen nadat de afschaffing van de dividendbelasting van tafel ging. De nota’s betreffen onder meer het verkorten van de maximale looptijd van de 30%-regeling en het wetsvoorstel Wet bronbelasting 2020. De NOB heeft onder meer een vraag over de maatregel waarmee de aftrek van een afkoopsom voor alimentatie voor alimentatieplichtigen wordt beperkt. “Het lijkt erop dat dit niet geldt voor de afkoopsom die wordt gestort bij een professionele verzekeringsmaatschappij voor een jaarlijkse lijfrente-uitkering ten behoeve van de alimentatiegerechtigde. Als dit juist is, vraagt de Orde naar de reden voor dit onderscheid. Voor de alimentatieplichtige is de afkoopsom in beide gevallen immers dezelfde, alleen wordt die in het eerste geval getroffen door de tariefmaatregel en in het tweede geval niet.”
IB-ondernemer profiteert niet
De orde van belastingadviseurs vindt met name dat de IB-ondernemer er in de voorgestelde maatregelen bekaaid vanaf komt. “Verder begrijpt de NOB dat het kabinet bewust heeft overwogen het aanmerkelijkbelangtarief niet verder te verhogen, ondanks de verdere verlaging van het VpB-tarief. “De Orde vraagt of het kabinet heeft overwogen om de tariefmaatregel met betrekking tot de mkb-winstvrijstelling voor IB-ondernemers en de tbs-vrijstelling voor tbs’ers geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken en, zo ja, waarom hij daarvoor niet heeft gekozen. Als het kabinet dit niet heeft overwogen, vraagt de Orde om dit alsnog te doen. De IB-ondernemer gaat er namelijk in het Belastingplan 2019, anders dan de werknemer en de dga, niet op vooruit. Dit klemt te meer omdat het kabinet, met de herbestemming van de met de niet-afschaffing van de dividendbelasting vrijgekomen gelden, uitdrukkelijk heeft aangegeven het mkb meer tegemoet te zullen komen. De Orde constateert dat dit niet geldt voor de IB-ondernemer.”
Relatief kleine groep
Volgens de NOB zullen meer IB-ondernemers gaan overwegen de rechtsvorm van de BV te kiezen. “Ongeveer 10% van de IB-ondernemers heeft een winst die de eerste tariefschijf van € 67.000 overschrijdt. Voor deze relatief kleine groep geldt dat zij getroffen wordt door de voorgestelde maatregel en voortaan hun mkb-winstvrijstelling slechts tegen het basistarief van 37,05% mogen aftrekken. De voorgestelde wetswijziging – waarbij een groot aantal aftrekposten voortaan slechts tegen het basistarief van 37,05% mag worden afgetrokken – is ingegeven om de verlaging van de huidige hogere tarieven in de inkomstenbelasting te financieren. Omdat het bij de IB-ondernemers met een winst van meer dan 67.000 euro dus om een relatief kleine groep gaat – en waarvan vaststaat dat zij niet c.q. heel veel minder meedelen is de lastenverlichting – vraagt de Orde zich af waarom het kabinet hieraan vasthoudt. De budgettaire opbrengt van deze maatregel is immers gering en deze maatregel leidt tot een ongelijke lastenverlichting en verstoring van het economisch verkeer. De Orde is van mening dat fiscale wetgeving neutraal hoort te zijn ten aanzien van de keuze van de rechtsvorm waarin de onderneming wordt gedreven. Met de nu voorgestelde
wijzigingen zal die neutraliteit verder uit zicht raken.”
De orde wil verder nog een toelichting op een aantal niet of beperkt beantwoorde vragen, onder meer over de CFC-bepaling in samenhang met laagbelastende jurisdicties
Geef een reactie