De Accountantskamer heeft een berisping opgelegd aan een RA die niet zorgvuldig te werk is gegaan bij het opstellen van een rapport over de waarde en inkomsten van een assurantiekantoor.
De klacht draaide om een assurantiekantoor dat zich specifiek richt op arbeidsongeschiktheids- en overlijdensrisicoverzekeringen.
Dat kantoor was indirect voor 50% in handen van twee aandeelhouders, van wie er een in 2010 is uitgekocht door de ander.
Later ontstaat een geschil over retourprovisies die niet in de jaarrekeningen over 2007 tot en met 2010 opgenomen zouden zijn geweest. De uitgekochte aandeelhouder claimt daardoor schade te hebben geleden: hij mist dividend en heeft een te lage prijs gekregen voor zijn aandelen. De RA doet op zijn verzoek onderzoek met als doel een inschatting te maken van de niet verantwoorde omzet, het misgelopen extra dividend en de juiste verkoopprijs voor de aandelen. Op verzoek van de opdrachtgever wordt de andere aandeelhouder niet geraadpleegd.
Beslaglegging
De klager laat beslag leggen op de tegoeden van zijn voormalige zakenpartner. Hij heeft nog ruim € 74.000 tegoed, vindt ook de voorzieningenrechter. In de zaak wordt het rapport van de RA betrokken, die de schade begroot op een kleine € 64.000. Die is veroorzaakt doordat provisies door een overlijdensrisicoverzekeraar niet zijn betaald aan de BV, maar aan een buitenlandse vennootschap die indirect eigendom was van de voormalige zakenpartner.
Voor de berekening gaat de RA uit van een gemiddelde premie, vermenigvuldigd met het aantal gesloten polissen en 10%. Dat zou het provisiepercentage zijn geweest over de overlijdensrisicoverzekeringen.
Daarnaast is een berekening gemaakt van het brutoresultaat (EBITDA) over 2010 om de schade door de te lage verkoopprijs te bepalen.
Klacht: ondeugdelijk rapport
Het beslag wordt na een kort geding opgeheven. Tegen de RA volgt een klacht bij de tuchtrechter. De uitkopende partij vindt dat er nogal wat schort aan het rapport. Zo wist de RA dat zijn rapport in een procedure zou worden gebruikt; het is daarom ten onrechte conform NVCOS 4400 uitgevoerd in plaats van conform NVCOS 3000. Hij heeft geen eigen onderzoek gedaan naar de feiten, geen hoor en wederhoor toegepast en alleen het belang van zijn cliënt gediend. Bovendien mist het rapport een deugdelijke grondslag.
Geen NVCOS 3000
De Accountantskamer is met de klager eens dat de RA zich had moeten realiseren dat het rapport een rol zou gaan spelen in een gerechtelijke procedure. Maar daarop is geen specifieke standaard van toepassing. “Daaruit volgt dat betrokkene ten onrechte in de opdrachtbevestiging en in het rapport heeft vermeld dat hij de werkzaamheden zal uitvoeren/heeft uitgevoerd met toepassing van standaard 4400 van de NVCOS. Het verwijt dat betrokkene het onderzoek en het rapport ten onrechte niet heeft uitgevoerd en ingericht conform standaard 3000 van de NVCOS is, zo volgt uit wat hiervoor is geoordeeld, ongegrond.”
Voorbehoud onvoldoende
De RA had zorgvuldiger moeten zijn in zijn rapport, aldus de Accountantskamer, in het bijzonder met betrekking tot de voorbehouden die zijn gedaan met betrekking tot extrapolaties. “De in een rapport gemaakte voorbehouden moeten om aan de eis van duidelijkheid te voldoen, toegespitst worden op de bevindingen en conclusies waarop zij betrekking hebben. Daarom kan niet volstaan worden zoals betrokkene in het rapport heeft gedaan, met een voorbehoud dat luidt dat geëxtrapoleerd is ‘voor kwartalen waarin geen directe gegevens voorhanden waren’.”
Hoor en wederhoor niet verplicht
Hoor en wederhoor plegen is niet vereist om een deugdelijke grondslag te verkrijgen, aldus de tuchtrechter. Maar het is wel een middel daartoe. Dat de opdrachtgever expliciet stelde dat de tegenpartij niet mocht worden gehoord, is nog geen reden om te stellen dat de RA de opdracht niet mocht aannemen. De klacht wordt op dit punt ongegrond verklaard.
Premies niet uitgelegd
De klager stelt dat het rapport een deugdelijke grondslag mist omdat de RA heeft gerekend met de aov-premies, terwijl voor ORV’s aanzienlijk lagere premies gelden. Daarin gaat de tuchtrechter mee. In het rapport is niet uitgelegd waarom er is gerekend op basis van een premiestijging en waarom er gegevens van één week zijn betrokken in de berekening. Ook op andere punten is het rapport niet duidelijk. Bovendien is er later een actualiseringsrapport uitgebracht met lagere premies als grondslag. De klager krijgt op dit punt gelijk.
Waarderingsmethode niet onderbouwd
Wel mocht de RA volstaan met het hanteren van 10% als provisiepercentage, omdat dit volgens de overeenkomst met de verzekeraar een doorlopende provisiestroom is. Maar een vermenigvuldigingsfactor van 5 voor het bepalen van de verkoopprijs is niet houdbaar. Die is volgens de klager niet gebruikelijk in de branche. De Accountantskamer ziet in de koopovereenkomst geen indicatie voor een vermenigvuldigingsfactor, waardoor de verkoper zelf de enige bron is. De RA had daarom meer informatie moeten verzamelen, “in aanmerking nemende dat deze methode voor de waardering van een onderneming niet een voor de hand liggende is”.
Tot slot had de RA voorzichtiger moeten zijn bij het trekken van conclusies. “Daaraan heeft het betrokkene bij het berekenen van het aantal afgesloten polissen ontbroken.”
Verzuimen raken de essentie
De Accountantskamer legt een berisping op: “Daarbij heeft de Accountantskamer in aanmerking genomen fat de verzuimen de essentie van het rapport raken en dat betrokkene zich kennelijk niet heeft gerealiseerd wat het effect kan zijn van een rapport als het onderhavige”.
Geef een reactie