Het hoger beroep van Pieter Lakeman (foto) en zijn Stichting Onderzoek Bedrijfs Informatie (SOBI) tegen de uitspraak van de Accountantskamer in de tuchtzaak tegen EY-accountant Marcel Kimpe die de controle deed bij crematiebedrijf De Facultatieve van oud-VVD-voorzitter Henry Keizer is ongegrond. Dat oordeelt het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb).
Lakeman claimde dat De Kimpe ten onrechte twee jaarrekeningen had goedgekeurd in de affaire rond de overname van crematiebedrijf De Facultatieve van de ‘Vereniging voor Facultagtieve Lijkverbranding’ door ex-VVD-voorzitter Keizer. Volgens de Accountantskamer heeft Lakeman dit niet aannemelijk kunnen maken, en het CBb trekt één lijn met dat oordeel.
Niet aannnemelijk
De Beheersmaatschappij ‘De Facultatieve’ (BMF) werd eind 2012 verkocht aan de Facultatieve Groep (FG). SOBI diende een tuchtklacht in tegen Kimpe met betrekking tot de goedkeurende controleverklaringen bij de jaarrekeningen van BMF en FG. De Accountantskamer oordeelde dat SOBI niet aannemelijk had gemaakt dat de accountant ten onrechte goedkeurende verklaringen heeft afgegeven bij de jaarrekeningen 2012. Het verwijt dat de accountant ook een rol zou hebben gespeeld bij de verkoop van de aandelen eind 2012 bracht SOBI pas tijdens de zitting bij de Accountantskamer en daarmee te laat naar voren. De Accountantskamer verklaarde de klacht op dit punt niet-ontvankelijk.
Waardebepaling
Verder vond Lakeman dat de Accountantskamer ten onrechte de passage uit haar pleidooi bij de accountantskamer heeft genegeerd over de waardebepaling en de omstandigheid dat twee bedrijven buiten de waardebepaling waren gelaten, maar wel aan de koper zouden worden geleverd. De tuchtrechter zou in eerste aanleg ten onrechte niet de conclusie hebben getrokken dat Kimpe op de hoogte was van het feit dat de vereniging werd benadeeld. Volgens appellante had de Accountantskamer dit als toelichting op de klacht over de benadeling van de Vereniging moeten zien. Dit ter zitting gemaakte verwijt aan Kimpe zijn niet ter herleiden tot het klaagschrift.
Ongeoorloofde uitbreiding
Naar het oordeel van het College heeft de Accountantskamer zich terecht op het standpunt gesteld dat in zoverre sprake is van een ongeoorloofde uitbreiding van de klacht. Volgens vaste jurisprudentie van het College is het uit een oogpunt van een behoorlijke tuchtprocedure in beginsel niet toegestaan een klacht nog ter zitting bij de accountantskamer uit te breiden. Van omstandigheden op grond waarvan van dit beginsel moet worden afgeweken is niet gebleken. De accountantskamer heeft de door appellante in haar derde grief geformuleerde verwijten terecht buiten behandeling gelaten.
Geef een reactie