De identiteit van een tipgever die er voor zorgde dat een belastingplichtige flinke navorderingsaanslagen kreeg opgelegd mag niet geheim blijven, heeft de geheimhoudingskamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een tussenuitspraak bepaald.
De fiscus voerde tevergeefs aan dat de tipgever en zijn familie met bedreigingen en represailles te maken zouden kunnen krijgen bij openbaarmaking. Zelfs zijn leven zou in dat geval in gevaar zijn. De tipgever meldde zich in maart 2009 met informatie die er toe leidde dat de inspecteur over de jaren 1997 en 1999 tot en met 2009 (navorderings)aanslagen in de ib/pvv oplegde en over de jaren 1998 en 2000 navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting. De belastingplichtige verzocht daarop bij de rechtbank Gelderland om de tipgever te laten horen, maar dat werd afgewezen.
Bedreigingen, represailles en gevaar voor eigen leven
In het hoger beroep dat tegen die beslissing werd aangetekend voerde de fiscus onder andere aan dat er een aanmerkelijke kans is dat de tipgever en zijn familie te maken krijgen met bedreigingen en represailles als zijn identiteit bekend wordt. De tipgever zou zijn normale leven niet kunnen hervatten zonder dat hij hoeft te vrezen voor zijn leven, zijn gezondheid of zijn veiligheid of voor de ontwrichting van zijn gezinsleven of zijn sociaaleconomisch bestaan. De tipgever zou zijn normale leven door de grote (negatieve) media-aandacht niet meer kunnen voortzetten op de wijze die hij gewend is.
Niet verifieerbaar
De geheimhoudingskamer van het Hof Arnhem-Leeuwarden gaat daar echter niet in mee en oordeelt dat de identiteit van de tipgever niet geheim mag blijven. ‘Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een aanmerkelijke kans dat bedreigingen en represailles zich zullen voordoen als de identiteit van de tipgever bekend wordt gemaakt. De door de Inspecteur aangedragen onderbouwing is onvoldoende concreet en verifieerbaar. Er is geen onderzoek gedaan, althans daarvan is niet gebleken, naar de feitelijke risico’s waaraan de tipgever eventueel zou worden blootgesteld bij bekendmaking van zijn identiteit. De stellingen van de Inspecteur dat nader onderzoek lastig is en dat het meer concreet beschrijven van de (mogelijke) bedreiging het risico mee zou kunnen brengen dat gegevens worden vrijgegeven die tot de identificatie van de tipgever leiden, leiden niet tot een ander oordeel. Niet valt in te zien waarom de Inspecteur geen nader onderzoek heeft kunnen doen naar onder meer de (mogelijke) personen uit de onderwereld op de door de tipgever overhandigde lijst, en de resultaten daarvan niet zou hebben kunnen presenteren aan de geheimhoudingskamer op een door deze te verifiëren wijze. […] Gelet op het voorgaande is het Hof van oordeel dat de Inspecteur zijn stelling dat de tipgever zijn normale leven niet kan hervatten zonder te moeten vrezen voor zijn leven, zijn gezondheid of zijn veiligheid dan wel voor de ontwrichting van zijn gezinsleven of zijn sociaal-economisch bestaan, indien zijn identiteit bekend wordt, niet aannemelijk heeft gemaakt.’
Uitspraak: ECLI:NL:GHARL:2019:734
Geef een antwoord