Een RA is door de Accountantskamer voor drie maanden doorgehaald omdat hij in een echtscheidingsprocedure een onvoldoende onderbouwde opinie heeft geschreven over mogelijk te betalen alimentatie. Bovendien heeft hij zijn objectiviteit niet gewaarborgd en beseft hij de onjuistheid van zijn handelen niet. ‘Betrokkene hecht kennelijk ook geen enkel belang aan het naleven van de gedragsregels.’
Een dga van een groep bedrijven ligt in scheiding. De advocate van zijn vrouw vraagt de RA om een opinie met daarin een analyse van de jaarrekeningen, met name om te kijken of er naast het dga-salaris, ook ruimte is voor bijvoorbeeld dividenduitkeringen. De gedachte daarachter was dat een rechter moet kijken naar het werkelijk te verwerven inkomen uit een onderneming. De RA levert die opinie, die wordt gebruikt in de echtscheidingsprocedure.
Klacht
De man dient een klacht in. Zijn bedrijf heeft geen opdracht gekregen of verstrekt, de RA heeft geen hoor en wederhoor toegepast en hij is bevriend met zijn echtgenote. Daardoor is hij onprofessioneel geweest door zakelijk en privé niet te scheiden. Tot slot bevat de opinie onjuistheden. De RA vindt dat de man het tuchtrecht misbruikt. Hij wil zijn aanstaande ex isoleren van haar adviseurs, want er liggen ook nog negen tuchtklachten tegen haar advocate. Maar van misbruik is geen sprake, oordeelt de Accountantskamer.
Opdracht is niet verplicht
De tuchtrechter verwerpt het eerste deel van de klacht: de advocate heeft een verzoek gedaan aan de RA. Dat is genoeg. ‘Er bestaat immers geen gedrags- of beroepsregel die inhoudt of waaruit volgt dat aan betrokkene een (‘officiële’) opdracht had moeten worden verstrekt tot het opstellen van de opinie. Er bestaat (daarom) ook geen gedrags- of beroepsregel die hem verplichtte om een opdrachtbevestiging aan de advocate te sturen.’
Hoor en wederhoor niet noodzakelijk
Ook de klacht over het achterwege blijven van hoor en wederhoor gaat de prullenbak in. De opinie is niet meteen ondeugdelijk als er geen hoor en wederhoor is toegepast, aldus de Accountantskamer. ‘Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel is van belang voor ogen te houden dat de opdrachtgever van betrokkene niet klager, maar [zijn echtgenote] was. Die omstandigheid impliceert dat betrokkene, als hij had moeten vaststellen dat klager moest worden gehoord, omdat hij te weinig informatie had om een deugdelijke grondslag te verkrijgen, zich niet zelf tot klager had kunnen wenden. Dat [echtgenote] toestemming had verleend aan betrokkene om klager te horen, is niet gesteld en ligt, gelet op de tussen [echtgenote] en klager aanhangige echtscheidingsprocedure en hun slechte onderlinge verstandhouding, ook bepaald niet voor de hand. Gezien het vorenstaande hoefde betrokkene niet hoor en wederhoor toe te passen alvorens de opinie op te stellen en uit te brengen.’
Niet verdiept in alimentatiematerie
Een opdracht is dus niet verplicht. Maar een schriftelijk stuk waarin het doel van de werkzaamheden duidelijk is omschreven, komt wel ten goede aan de kwaliteit van de rapportage, overweegt de Accountantskamer. Hoewel de RA de opinie als kleine opdracht omschreef en wist dat zijn opinie zou worden gebruikt voor een draagkrachtberekening, heeft hij zich niet verdiept in de totstandkoming van zo’n berekening. Dat is geen probleem, omdat hij die niet hoefde te maken, zo verklaart de RA. Maar enige verdieping in de gebruikte Tremanormen was wel wenselijk geweest: ‘De Accountantskamer is van oordeel dat dit wel van betrokkene kon worden verlangd met het oog op het verkrijgen van een deugdelijke grondslag voor zijn opinie.’
De tuchtrechter citeert de opinie, waarin de RA stelt dat er ‘voldoende ruimte is om extra privébestedingen (alimentatie) te financieren tot een bedrag van ca. € 74.000 netto uit dividend voor het lopende tijdvak’. Omdat de RA zich niet in de echtscheidingsmaterie had verdiept, had hij ook niet de term alimentatie moeten gebruiken, luidt het oordeel.
Informatie niet vermeld of niet voorhanden
Tekortkomingen zijn verder dat de RA niet alle informatie waarop de opinie is gebaseerd, heeft vermeld. Zo is er sprake van een ‘schrijven’ van een accountantskantoor dat nergens wordt toegelicht en zijn er afspraken met de Belastingdienst die niet verder worden omschreven. ‘De Accountantskamer stelt vast dat betrokkene niet alle informatie, waarop de opinie is gebaseerd, in de opinie heeft vermeld. Daarnaast heeft betrokkene de opinie kennelijk ook gebaseerd op informatie waarvan hij zelf geen kennis heeft genomen.’ Ook heeft hij onvoldoende kennis van de activiteiten van het bedrijf en de markt waarin het opereert. ‘Verderop staat in de opinie dat ‘de solvabiliteit 46% bedroeg’ en dat dit ‘derhalve’ voldoende is om dividenduitkeringen te verrichten. In de opinie wordt niet toegelicht waarom dit voldoende is. Dat betekent dat de opinie ook in zoverre een deugdelijke grondslag ontbeert.’
De RA heeft de beginselen van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid daarmee geschonden, oordeelt de Accountantskamer.
Objectiviteit
De RA is daarnaast niet objectief geweest, vindt de tuchtrechter. Hij had het verzoek niet hoeven af te wijzen, maar had zich wel moeten afvragen of die vriendschap een bedreiging vormde voor zijn objectiviteit. De RA stelt dat dat het geval was en dat hij er met niemand over gesproken heeft. Die maatregel is onvoldoende, aldus de Accountantskamer. ‘Door niet onder ogen te zien of hij op zoek had moeten gaan naar andere informatiebronnen en zich ook niet af te vragen of hij wel aan het verzoek van de advocate zou (kunnen) voldoen, heeft betrokkene nagelaten een toereikende maatregel te treffen die ertoe leidt dat hij zich hield aan het fundamentele beginsel van objectiviteit.’
‘Tijdverspilling’
De RA wordt voor een periode van drie maanden doorgehaald. Zijn werkwijze vertoont ernstige tekortkomingen, waardoor opinie en conclusie een deugdelijke grondslag ontberen. Ook heeft hij zijn objectiviteit onvoldoende gewaarborgd. ‘Daar komt bij dat betrokkene ter zitting geen enkel besef heeft getoond van de onjuistheid van zijn handelen en kennelijk, getuige zijn uitlating dat de mondelinge behandeling ’tijdverspilling’ was, ook geen enkel belang hecht aan het naleven van de voor hem geldende gedragsregels. Dat is des te ernstiger, omdat er sprake is van een opinie die is bestemd om te worden gebruikt in een gerechtelijke procedure, en omdat de belangen van klager daardoor worden geraakt.’
Geef een reactie