Het besluit waarmee het aantal organisaties van openbaar belang (OOB) wordt uitgebreid is woensdag gepubliceerd in het Staatsblad. De uitbreiding wordt geregeld via een algemene maatregel van bestuur en gaat in op 1 januari 2020. Al in 2015 kondigde toenmalig minister Dijsselbloem aan dat netbeheerders, woningcorporaties (toegelaten instellingen), drie instellingen voor het wetenschapsbeleid (KNAW, NWO en de Koninklijke Bibliotheek) en grote pensioenfondsen worden aangewezen als OOB’s als bedoeld in de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta). ‘De controle op de jaarrekeningen zal hierdoor beter worden geborgd en de foutkans wordt kleiner’, motiveerde minister Dijsselbloem het voornemen destijds.
Met de als gevolg van de aanwijzing van toepassing zijnde aanvullende waarborgen wordt de kans op een ondeugdelijke controle verkleind, spreken de ministers Hoekstra en Grapperhaus uit in de Nota van Toelichting bij het besluit:
‘In verschillende rapporten en publicaties is de afgelopen jaren de suggestie gedaan om meer organisaties aan te merken als oob. Hierbij kan gewezen worden op het rapport «Bouwen aan Vertrouwen, Evaluatie van de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta)» van de Erasmus Universiteit, het rapport «In het Publiek belang, Maatregelen ter verbetering van de Kwaliteit en de onafhankelijkheid van de accountantscontrole» van de Werkgroep Toekomst Accountantsberoep van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) en het rapport «Uitkomsten onderzoek kwaliteit wettelijke controles Big 4 – accountantsorganisaties» van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Daarnaast heeft de Algemene Rekenkamer (ARK) in haar brief aan Tweede Kamer van 31 oktober 2014 aandacht gevraagd voor dit onderwerp. Mede naar aanleiding van deze rapporten is aangekondigd dat de uitbreiding van het aantal oob’s zou worden onderzocht.
Tijdens het onderzoek is de (meer)waarde van de oob-status per sector afgezet tegen de bestaande accountantscontrole op een organisatie, het bestaande toezicht op deze controle en het belang van een deugdelijke accountantscontrole voor het toezicht op de gecontroleerde instelling en het maatschappelijk belang bij een deugdelijke accountantscontrole. Daarbij is gekeken naar de aanvullende waarborgen die samenhangen met de aanwijzing als oob. Het gaat hier om de verplichte opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling, het verplicht instellen van auditcommissie of een soortgelijk orgaan, de verstrekking van een uitgebreidere controleverklaring en nadere eisen ter borging van de onafhankelijkheid van de controlerend accountant. Bij de verschillende instellingen is beoordeeld of er op behoefte bestaat aan de genoemde generieke waarborgen die komen met de toekenning van de oob-status, of dat de aangrijpingspunten voor verdere kwaliteitsimpulsen in de accountantscontrole vooralsnog beter kunnen worden gezocht in sectorspecifieke initiatieven. Daarbij is overwogen dat de voorkeur dient uit te gaan naar op de organisaties toegesneden maatregelen, indien dit, mede vanwege het bijzondere karakter van bepaalde organisaties, beter past en tevens voorziet in voldoende waarborgen voor een deugdelijke controleverklaring. De beoordeling heeft geresulteerd in de brief van de minister van Financiën aan de Tweede Kamer van 26 juni 2015, waarin het voornemen kenbaar is gemaakt om netbeheerders, woningcorporaties, drie instellingen voor het wetenschapsbeleid en grote pensioenfondsen aan te wijzen als oob’s.
Bij netbeheerders, woningcorporaties, instellingen voor wetenschappelijk onderzoek en grote pensioenfondsen wordt toegevoegde waarde gezien in het voorschrijven van een oob-controle als bedoeld in de Wta, gelet op het belang van de deugdelijke accountantscontrole voor een adequate invulling van het toezicht en het maatschappelijke belang van deze instellingen. Deze instellingen worden aangewezen als organisatie van openbaar belang in de zin van de Wta. Hierdoor zijn de aanvullende waarborgen voor de kwaliteit van de controle van toepassing, zoals deze voortvloeien uit de Wta. In dit verband wordt erop gewezen dat er ook in artikel 398, zevende lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek sprake is van (de aanwijzing van) oob’s in het kader van het jaarrekeningenrecht. Die oob’s mogen geen gebruik maken van de vrijstellingen voor het opstellen, controleren en publiceren van de jaarrekening, die gelden voor micro, kleine en middelgrote rechtspersonen (artikelen 2:395a-397 BW). Een van die vrijstellingen voor micro en kleine rechtspersonen betreft de verplichting tot het laten uitvoeren van een onderzoek van de jaarrekening door een registeraccountant of een Accountant-Administratieconsulent (artikel 2:396, zevende lid, BW). Dit onderzoek is voor de bij dit besluit aangewezen instellingen altijd vereist. Ten aanzien van pensioenfondsen geldt namelijk dat artikel 146 Pensioenwet de toepasselijkheid van artikel 396, zevende lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek expliciet uitsluit. Voor woningcorporaties («toegelaten instellingen») geldt dat artikel 37 Woningwet (altijd) verplicht tot een onderzoek van de jaarrekening en het afgeven van een verklaring. De netbeheerders voldoen ten slotte niet aan (twee van) de criteria genoemd in artikel 2:396, eerste lid, BW ten aanzien van de hoogte van de activa en de omzet en het aantal medewerkers dat voor deze instellingen werkzaam is om voor de vrijstelling in aanmerking te komen. Koninklijke Bibliotheek, de NWO, de KNAW moeten als zbo’s op grond van artikel 35, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen hun jaarrekening door een accountant als bedoeld in artikel 3:393, eerste lid, BW te laten controleren. Deze controles worden in op grond van besluit als wettelijke controles aan de bijlage van de Wta toegevoegd.’
Geef een reactie