Een accountantskantoor is tekortgeschoten in de zorgplicht bij het opstellen van een rapport over een zorgaanbieder in het kader van de aankoop van een woonzorginstelling door een bedrijf. Dat heeft het gerechtshof in Arnhem geoordeeld. Eerder liepen een RA en een AA die bij het kantoor werken, tuchtrechtelijk al tegen een doorhaling van drie maanden aan voor het opstellen van de ondeugdelijke prognose.
Het bedrijf Finsens Planning biedt investeringsdiensten aan vermogende klanten en ziet in 2013 brood in de aankoop en exploitatie van een woonzorginstelling met 15 wooneenheden. Een accountantskantoor wordt gevraagd een toekomstparagraaf op te stellen met betrekking tot de huurder, een zorgaanbieder. Dat gebeurt en op basis daarvan wordt het pand aangekocht, maar in 2014 vraagt de huurder om een huurverlaging omdat de financiële situatie bij de zorgverlener minder rooskleurig is dan werd aangenomen.
Finsens stelt vervolgens de accountant aansprakelijk voor het niet deugdelijk uitvoeren van de opdracht. Er volgt ook een tuchtklacht tegen de RA en de AA die bij de toekomstparagraaf betrokken waren. In 2015 leidt dat voor beiden tot een doorhaling van een maand. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven breidt die maatregel begin 2017 uit tot een doorhaling van drie maanden. De zorginstelling wordt in 2016 failliet verklaard, maar maakt daarna een doorstart.
Oordelen tuchtrechters
De Accountantskamer had overwogen dat de RA en de AA bij hun opdracht geen informatie hebben gevraagd van de zorgaanbieder, die geen toestemming had gegeven voor het gebruik van een prognose voor 2014. Die was gebaseerd op een bezetting van 95%, terwijl het uitgangspunt van de zorgaanbieder 80% was. In hun rapport hebben beiden geen beperkingen opgenomen. Het CBb vindt later dat het verzuim om toestemming te vragen voor het gebruik van de prognose 2014 en het zonder deugdelijke grondslag doen van uitspraken dermate zwaar wegen dat de doorhaling moet worden verlengd.
Rechter wijst eis af
Voor de rechter eist Finsens een schadevergoeding van het kantoor. De rechter wijst die eis af omdat in de opdrachtbevestiging tal van voorbehouden zijn gemaakt en omdat Finsens zelf voldoende kennis had om de situatie bij de zorgaanbieder te kunnen beoordelen.
Hof: schending zorgplicht
Het hof oordeelt allereerst dat alleen de maatschap kan worden aangesproken. Er is geen sprake geweest van bewuste roekeloosheid aan de zijde van de maatschap of de uitvoerenden, dan wel van (voorwaardelijke) opzet of grove schuld dan wel opzettelijk onrechtmatig handelen. Het accountantskantoor is tekortgeschoten in zijn zorgplicht, oordeelt het hof. Daarbij verwijst het naar de uitspraak van de Accountantskamer en het concludeert dat de RA en de AA niet hebben gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend accountant mag worden verwacht. Het kantoor was tevens huisaccountant van de zorgaanbieder en gespecialiseerd in zorginstellingen. Maar het bewuste rapport is blijkens verklaringen vooral gebaseerd op ‘kladjes’ van een medewerker, die er nochtans op had aangedrongen dat er een deugdelijke begroting zou worden gemaakt. Het kantoor wist van de gemiddelde bezetting van 60% in 2013 en bekend was dat de zorgaanbieder vanaf 2012 verlies leed. ‘De maatschap heeft de opdracht van Finsens Planning niet uitgevoerd zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend accountant mag worden verwacht en heeft aldus in strijd gehandeld met de verplichtingen van een goed opdrachtnemer in de zin van artikel 7:401 BW.’ Finsens mocht erop vertrouwen dat de in het rapport neergelegde bevindingen deugdelijk onderzocht en onderbouwd waren, maar dat was niet het geval.’
Schade geleden
Het hof vindt ook dat Finsens door het rammelende rapport schade heeft geleden: het pand zou niet zijn aangekocht als de werkelijke financiële situatie van de zorgaanbieder bekend was geweest. Daarom wordt de zaak verwezen naar de schadestaatprocedure.
Uitspraak: ECLI:NL:GHARL:2019:3992
Geef een reactie