Een RA die als adviseur bij een kennis- en adviescentrum voor de accountancybranche een lid helpt dat in conflict is met een ander lid van het centrum. Het levert de RA een waarschuwing op bij de Accountantskamer. In de vraag van het lid over de berekening van de goodwill van zijn kantoor zag de RA ten onrechte geen bedreigingen van zijn objectiviteit, oordeelt de tuchtrechter.
Uitspraak: 19-1267 RA MFP
Vaktechnische telefonische helpdesk
De RA is adviseur bij het kennis- en adviescentrum en beantwoordt ook vragen die hem via de vaktechnische telefonische helpdesk worden gesteld. Accountantskantoren kunnen tegen betaling lid worden het centrum. Leden kunnen gebruik maken van adviseurs van het centrum, krijgen kortingen op trainingen en kunnen gebruik maken van de vaktechnische telefonische helpdesk.
Conflict medebestuurder
De klager was bestuurder van een bij het kennis- en adviescentrum aangesloten accountantskantoor. Zijn medebestuurder (een AA) en hij hielden beiden 50% van de aandelen in het kantoor. De klager zegde op een bepaald moment zijn aandeelhoudersovereenkomst op. Als gevolg daarvan was hij gehouden zijn aandelen aan zijn medebestuurder aan te bieden. Vervolgens ontstond tussen beiden een verschil van inzicht over de berekening van de goodwill.
Advies over goodwill
De AA belde vervolgens de telefonische helpdesk en vroeg de RA of zijn manier om tot een waardevaststelling van de goodwill te komen juist was. Omdat de RA in de auto zat kon hij op dat moment niet reageren. Hij verzocht de AA een en ander naar hem toe te mailen. Die mailde vervolgens twee berekeningen van de waarde van de goodwill (één bezien vanuit het gezichtspunt van de koper en één vanuit het gezichtspunt van de verkoper). De berekeningen waren voorzien van de kop ‘Goodwillberekening [Accountantskantoor]”. De RA bestudeerde de mail, belde de AA terug en besprak een en ander met hem. De AA legde vervolgens een van de berekeningen aan zijn medebestuurder voor.
Klacht
Die diende vervolgens een klacht in. De AA verweet de RA van het kennis- en adviescentrum dat hij een oordeel over de berekening van de waarde van de goodwill heeft gegeven zonder dat hij bekend was met alle voor die berekening van belang zijnde informatie, en zonder dat hij de AA gehoord heeft. Uit hetgeen de AA op de zitting naar voren bracht leidt de accountantskamer af dat in de klacht het verwijt besloten ligt dat de RA in strijd met het bepaalde in artikel 21 van de VGBA heeft gehandeld. De accountantskamer stelt vast dat de klacht niet ziet op de berekening op zich.
Oordeel: bedreiging objectiviteit niet onderkend
De accountantskamer is van oordeel dat de RA zich er onvoldoende rekenschap van heeft gegeven dat de omstandigheden die zich in het kader van de telefonische contacten met de AA hebben voorgedaan, een bedreiging konden zijn voor het zich houden aan het fundamentele beginsel van objectiviteit en heeft verzuimd in verband daarmee toereikende maatregelen te nemen. De klacht is dan ook gegrond. De RA heeft naar het oordeel van de tuchtrechter te weinig oog gehad voor het feit dat hem een vraag werd gesteld in een conflictueuze situatie tussen twee aandeelhouders die beiden klant waren van het kennis- en adviescentrum. Hij heeft hierin ten onrechte geen bedreigingen gezien voor het handelen in strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit. Daardoor heeft de RA in strijd met het bepaalde in artikel 21, eerste lid, van de VGBA gehandeld, hetgeen volgens vaste rechtspraak van de accountantskamer ook schending van het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid oplevert. Anderzijds is meegewogen dat de RA niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld.
Geef een reactie