De premie bij bedrijftakpensioenfondsen (bpf’s) ligt soms aanzienlijk onder die van verzekeraars terwijl de pensioenopbouw gelijk is. Daarom stappen steeds meer werkgevers over naar een bpf. Zwitserleven-directeur Hans Visser waarschuwt echter voor de risico’s.
Ongelijk speelveld
Volgens Visser, die in 2019 zo’n 10 miljoen euro aan premievolume zag verdwijnen naar een bpf, is er sprake van een ongelijk speelveld. ‘De regels laten toe dat bpf’en premies vragen die totaal niet in lijn zijn met de huidige marktrente. Kijk naar de premiedekkingsgraden: die liggen bij veel bpf’en rond de 60 tot 70%. Zij kopen pensioen met verlies in’, zegt Visser in het blad PensioenPro. Hij vraagt zich af of bedrijven die overstappen van een verzekeraar naar een bpf wel beseffen dat de gevolgen voor werknemers groot kunnen zijn.
‘Niet vol te houden’
‘Een lage premiedekkingsgraad valt voor een pensioenfonds niet vol te houden. Vroeg of laat ontkomt het niet aan forse premieverhogingen, opbouwverlagingen, korten of een combinatie van deze drie’, zegt de Zwitserleven-directeur. Volgens Visser kiezen ondernemingsraden liever voor de ogenschijnlijk lage premie bij bpf’s dan te aanvaarden dat de huidige regeling te duur is. Ze beseffen niet dat goedkoop uiteindelijk duurkoop kan blijken te zijn.
Kostendekkend
Visser hoopt dat minister Koolmees ingrijpt. Die zou van pensioenfondsen moeten eisen dat ze per 2021 een 100 procent kostendekkende premie vragen, gebaseerd op de marktrente. ‘Verder moeten kortingen niet langer worden uitgesteld, zodat werkgevers en werknemers zien dat een overstap van een verzekeraar naar een bpf inderdaad kan leiden tot kortingen’, aldus Visser. Koolmees is in gesprek met werkgevers en vakbonden. Hij hoopt voor de zomer met nieuwe rekenregels te komen.
Geef een reactie