De Accountantskamer heeft twee RA’s een waarschuwing gegeven omdat zij aan een opdracht de voorwaarde hadden verbonden dat zij zouden worden gevrijwaard voor alle kosten van een tuchtrechtelijke procedure.
Twee RA’s zijn betrokken bij de controle van de jaarrekeningen van een zuivelcoöperatie die uit diverse onderdelen bestaat. In 2013 wordt een kaasgroothandel overgenomen. In verband daarmee krijgt het kantoor waar de RA’s werken, in 2016 de opdracht om de cijfers van een aan de overname gerelateerde nieuw opgerichte BV te controleren. Daaraan verbindt het kantoor onder meer de voorwaarde dat zowel kopende als verkopende partij het kantoor vrijwaart van de kosten voor een tuchtprocedure. De koper aanvaardt de voorwaarden, de verkoper niet. Die stapt in 2019 naar de Accountantskamer met een reeks klachten waaronder het niet tijdig signaleren van vaktechnische belemmeringen voor de controle van de jaarcijfers en bedreigingen voor hun onafhankelijkheid. De opdracht tot controle van de nieuwe BV hadden zij niet mogen aanvaarden omdat zij als huisaccountants van de overnemende partij niet onafhankelijk waren.
Uitspraak: 19/92 en 19/32 Wtra AK
Meeste klachten afgewezen
Een deel van de klachten wordt door de Accountantskamer niet-ontvankelijk verklaard: de klagende partij had al voor de ingang van de driejaarstermijn (begin 2016) kunnen voorzien dat het accountantskantoor zou worden verzocht de cijfers van de nieuw opgezette BV te controleren, oordeelt de tuchtrechter. Daarnaast was de bereidheid de opdracht uit te voeren niet in strijd met enig fundamenteel beginsel; dat het kantoor al huisaccountant was van de kopende BV stond hun onafhankelijkheid niet in de weg, vindt de Accountantskamer. Die klachten zijn ongegrond.
Vrijwaring is niet toegestane drempel
De Accountantskamer hecht wel veel gewicht aan de klacht dat beide RA’s tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld door als voorwaarde te stellen dat het bedrijf hen moeten vrijwaren voor alle kosten van een tuchtrechtelijke procedure. ‘Bij de beantwoording van deze vraag stelt de Accountantskamer voorop dat een accountant zich in het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep altijd toetsbaar moet opstellen. Een accountant dient zich dan ook te onthouden van het uitoefenen van druk om geen tuchtklacht tegen hem in te dienen.’ Een vrijwaring voor alle kosten van een tuchtrechtelijke procedure zal in het algemeen als een drempel voor het indienen van een tuchtklacht worden ervaren, aldus de tuchtrechter. ‘In dit geval ziet de vrijwaringsclausule niet alleen op klachten ingediend door derden, maar heeft zij ook betrekking op klachten van de opdrachtgeefsters zelf. Dit betekent dat als de opdrachtgeefsters een tuchtklacht zouden willen indienen, zij verplicht zouden kunnen zijn om de (niet onaanzienlijke) advocaatkosten van betrokkenen te betalen, waarbij de hoogte van de advocaatkosten bovendien buiten hun invloedssfeer ligt. Dit vormt een niet toegestane drempel voor het indienen van een tuchtklacht door de opdrachtgeefsters.’
Ontoelaatbare druk
Dat in dit geval het risico op een klacht van één van de opdrachtgeefsters mogelijk groter was, maakt dat niet anders. ‘Ook in een dergelijke situatie kan van een accountant worden verlangd dat hij verantwoording aflegt voor zijn handelen en mag hij geen drempels opwerpen.’ De opdracht is vanwege de voorwaarden niet verstrekt. Maar dat neemt niet weg dat de RA’s de vrijwaringsclausule wel als noodzakelijke voorwaarde aan het bedrijf hebben voorgehouden. ‘Naar het oordeel van de Accountantskamer hadden zij zich daarvan dienen te onthouden, omdat dit voorstel – indien aanvaard – zou hebben kunnen leiden tot (ontoelaatbare) druk op klaagster om van een klacht af te zien.’ De RA’s hebben gehandeld in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. Ze krijgen de maatregel van waarschuwing opgelegd.
Geef een reactie