Een curator die na een faillissement de accountant aanklaagt omdat hij zijn werk onvoldoende kritisch zou hebben gedaan: het gebeurt regelmatig, maar lang niet altijd met succes. De tuchtzaak die curator Jan Stadig aanspande tegen de AA die de jaarrekeningen samenstelde van een bedrijf in ‘tabletop’-producten dat failliet ging leidt wél tot een veroordeling. De Accountantskamer legt de accountant een berisping op, omdat hij onvoldoende acht heeft geslagen op het bepaalde in Standaard 4410 door naar aanleiding van geconstateerde onbevredigende informatie over belangrijke balansposten in onvoldoende mate nadere informatie te vergaren. Daardoor heeft de AA gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid zoals bedoeld in de VGBA.
Uitspraak: 19-1096 AA
De onderneming hield zich bezig met de verkoop en levering van tabletop-producten als servies, glaswerk en bestek aan met name afnemers in de zorg. De AA verrichte sinds de oprichting in 2006 werkzaamheden voor de BV, zoals het samenstellen van de jaarrekeningen en het verzorgen van de (salaris)administratie en de aangiften vennootschapsbelasting. Het bedrijf ging failliet, waarna de curator de AA in september 2018 en januari 2019 om informatie vroeg. Die liet daarop weten in verband met het onbetaald blijven van facturen alleen nog bereid te zijn tot het in beperkte mate mondeling toelichten van zijn antwoorden.
Klacht
De curator spande vervolgens een tuchtzaak aan tegen de AA en verweet de AA:
a. betrokkene heeft in de samengestelde jaarrekeningen van [BV1] over de jaren 2014, 2015 en 2016 ten onrechte een (niet schriftelijk vastgelegde) rekening-courant vordering op [BV2] integraal opgenomen;
b. de debiteurenpositie van [BV1] was jaar in jaar uit zeer hoog en betrokkene heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom de continuïteit van de onderneming niet in gevaar was en zelfs geadviseerd oude debiteuren te crediteren en ze opnieuw in te voeren tegen een actuele factuurdatum om de bank om de tuin te leiden;
c. betrokkene heeft in de jaarrekening over 2016 een in de administratie opgenomen lijst met vraagposten ten onrechte verwerkt onder de post debiteuren;
d. betrokkene heeft nagelaten (exploitatie)prognoses bij de directie van [BV1] op te vragen en in te zien, terwijl er alle reden was te twijfelen aan de continuïteit van de onderneming.
Rekening-courantvordering
De Accountantskamer verklaart het eerste klachtonderdeel gegrond:
‘Uit de stukken is gebleken dat betrokkene vele malen (voor het eerst in 2008) om schriftelijke overeenkomsten heeft gevraagd, maar ze nooit heeft gekregen. Betrokkene had daar geen genoegen mee mogen nemen. Redengevend daarvoor is niet alleen het langdurig openstaan en oplopen van de vordering maar ook het hiervoor al vermelde gegeven dat het oplopen van de vordering voortkwam uit het door [BV1] “voorschieten” van andere betalingen ten behoeve van [BV5] en [B]. Verder geldt dat betrokkene, omdat de vordering al vanaf 2011 ongeveer gelijk was gebleven, aanvullende informatie had moeten vergaren over de mogelijkheid om door aanwending van het uit te keren dividend op de vordering af te lossen en over de termijn waarop dat zou kunnen gebeuren. Dat betekende ook dat hij niet zonder meer mocht afgaan op de prognoses van de directie van [BV1] van het te behalen resultaat, maar had moeten vragen om nadere onderbouwing teneinde het realiteitsgehalte van de prognoses te kunnen beoordelen. Daarvoor was te meer reden omdat de geprognosticeerde winst over de jaren 2014, 2015 en 2016 veel hoger lag dan de feitelijk gerealiseerde winst over die jaren. In dit verband is verder van belang dat uit een in paragraaf 3.9 van het verweerschrift aangehaalde brief van de bank kan worden opgemaakt dat de bank bezwaar maakte tegen het uitkeren van dividend aan [BV5].’
Debiteurenpositie
Ook wat het tweede klachtonderdeel (over de debiteurenpositie) betreft heeft de AA niet voldaan aan Standaard 4410 van de NVCOS, oordeelt de Accountantskamer:
‘In de situatie dat een post zoals deze jaar in jaar uit zo hoog is (ook in relatie tot de jaaromzet) ligt het voor de hand om na te vragen welk deel van de post betrekking heeft op bestellingen van zorginstellingen en te onderzoeken welk deel van de post na afloop van de afgesproken betaaltermijn(en) al dan niet was voldaan. Betrokkene heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat hij elk jaar omstreeks vier maanden na afloop van het boekjaar een afloopcontrole heeft verricht en op basis daarvan heeft vastgesteld dat het saldo van de post was teruggelopen tot € 400.000,– à € 500.000,–. Dat betekent dat er jaarlijks een bedrag van ten minste € 400.000,– pas na afloop van de betalingstermijn(en) werd voldaan. Dat had reden moeten zijn om bij de directie aan te dringen op het vormen van een voorziening voor oninbaarheid. Gezien het vorenstaande is klachtonderdeel b in zoverre gegrond.’
(Exploitatie)prognoses
Het laatste klachtonderdeel over (exploitatie)prognoses wordt deels gegrond verklaard:
‘Zoals al eerder is overwogen had betrokkene in de specifieke omstandigheden van het geval aanleiding moeten zien uitvoeriger onderzoek te doen naar het realiteitsgehalte van de overgelegde prognoses, die voor 2015 en 2016 dezelfde winst voor belastingen toonden (199.000), terwijl de werkelijke resultaten fors terugliepen. Er werd weliswaar nog winst gemaakt en dividend uitgekeerd, maar ook was duidelijk dat sprake was van een niet gelijkmatig over het jaar verdeelde omzet. Met name in de zomermaanden was ook de liquiditeit een punt van aandacht. Dit klachtonderdeel is gezien het vorenstaande in zoverre gegrond.’
Geef een reactie