Een flinke tegenvaller voor een failliete ondernemer die naar eigen zeggen sinds 2013 in juridische procedures is verwikkeld waarmee hij een schade van miljoenen euro’s probeert te verhalen op zijn voormalige accountant en diens verzekeraar. Een deel van een in 2015 uitgekeerd voorschot aan schadevergoeding dat op een derdengeldrekening van een advocatenkantoor staat wordt voorlopig waarschijnlijk niet aan de man uitbetaald, blijkt uit een recente uitspraak van de Raad van State. De deken is volgens de RvS namelijk niet bevoegd om bestuursrechtelijk handhavend op te treden tegen het niet overmaken van het bedrag van de derdengeldenrekening.
Uitspraak: ECLI:NL:RVS:2020:1603
Verzoeken aan deken van de orde van advocaten
De failliete ondernemer vocht bij de Raad van State een beslissing van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam aan. De man had de deken verzocht om een interventie die er voor moest zorgen dat het advocatenkantoor terugtreedt als gemachtigde van zijn voormalige accountant en diens verzekeraar. Volgens de failliete ondernemer beschikt het advocatenkantoor namelijk over vertrouwelijke en zelfs geheime informatie over hem, waardoor het advocatenkantoor tegenstrijdige belangen heeft. In 2014 heeft de Belastingdienst het faillissement aangevraagd van zijn bedrijf en volgens de man werd de Belastingdienst daarbij ook door het advocatenkantoor bijgestaan.
Daarnaast had hij de deken verzocht om er voor te zorgen dat het advocatenkantoor hem op korte termijn alsnog de resterende helft van een voorschot aan schadevergoeding van € 304.956,00 zou betalen, dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam op 16 april 2015 had toegewezen. De failliete ondernemer stelt dat hij sinds 2013 in juridische procedures is verwikkeld, waarmee hij probeert een schade van miljoenen euro’s te verhalen op zijn voormalige accountant en diens verzekeraar. De accountant en de verzekeraar werden bijgestaan door het advocatenkantoor.
Raad van State: deken niet bevoegd
De deken wees de verzoeken echter (ook in bezwaar) af, waarna de failliete ondernemer een rechtszaak aanspande. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake is van een bestuursrechtelijke kwestie en het bezwaar dan ook niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard. De Raad van State oordeelt in hoger beroep ook dat de deken ten aanzien van de gestelde tegenstrijdige belangen van het advocatenkantoor niet bevoegd is om bestuursrechtelijk handhavend op te treden.
Derdengeldenrekening
Over het verzoek met betrekking tot het uitkeren van de schadevergoeding op de derdengeldenrekening oordeelt de Raad van State hetzelfde. De tekst van artikel 6.19 van de Advocatenwet en de Verordening op de advocatuur (Voda) biedt geen aanknopingspunten voor de door de failliete ondernemer gevraagde bestuursrechtelijke handhaving door de deken. Er is geen aanleiding om deze bepaling ruimer op te vatten, vindt de RvS. ‘De grondslag van deze bepaling ligt in artikel 28, tweede lid, aanhef en onder c, van de Advocatenwet. Op grond daarvan kunnen regels worden gesteld over een behoorlijke inrichting van de administratie van praktijkvoering voor advocaten. De vraag wie in welke gevallen aanspraak kan maken op gelden die op de derdengeldenrekening staan, betreft niet de inrichting van de administratie van praktijkvoering. De deken is daarom niet bevoegd om bestuursrechtelijk handhavend op te treden tegen het niet overmaken van een bedrag van de derdengeldenrekening aan [appellant]. De rechtbank heeft dus terecht overwogen dat ook de reactie van de deken op het tweede verzoek om interventie geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.’
Geef een reactie