Grotendeels vrijuit, maar toch op een slippertje betrapt. Het levert een bij Baker Tilly werkzame RA die verantwoordelijk was voor de jaarrekeningcontrole van een ICT-bedrijf een waarschuwing op bij de Accountantskamer.
De RA heeft zich volgens de tuchtrechter onvoldoende aan het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid gehouden door zich slechts zeer beperkt te verdiepen in de relatie van het ICT-bedrijf en een Stichting Administratiekantoor (STAK) en de gevolgen voor de financiële verslaggeving en zijn overwegingen daarover niet vast te leggen. Anderzijds is meegewogen dat de niet eerder tuchtrechtelijk veroordeelde accountant zijn controlewerkzaamheden volgens de tuchtrechter ‘in een complexe situatie met diverse belanghebbenden en uiteenlopende belangen op zorgvuldige wijze heeft opgezet en uitgevoerd.’
Uitspraak: 19-2068 ANONIEM RA
Conflict over transactie
De klager in de tuchtprocedure tegen de accountant was medeoprichter en aandeelhouder van het ICT-bedrijf. Tot 31 januari 2014 was hij bestuurder en van 22 mei 2014 tot en met 8 oktober 2015 lid van de Raad van Commissarissen. Op 15 juni 2017 verkocht hij zijn aandelenbelang aan een externe investeerder, nadat er een groot conflict was ontstaan over de financiële verwerking van een transactie van een STAK aan een uittredend bestuurder/aandeelhouder.
Die STAK hield 26 % van de aandelen in het geplaatste kapitaal van het ICT-bedrijf en gaf certificaten van aandelen uit aan werknemers van het ICT-bedrijf. Met een medeaandeelhouder en -bestuurder werden op een bepaald moment afspraken over zijn uittreden gemaakt. Op 20 juni 2013 werd een beëindigingsovereenkomst opgesteld waarbij de STAK 1500 van de certificaten van de vennootschap van de uittredend bestuurder zou inkopen. Omdat de STAK onvoldoende middelen had om de koopprijs van € 631.155 te voldoen, stelde het ICT-bedrijf op 25 juni en 3 juli 2013 een gesaldeerd bedrag van € 469.169 aan de STAK ter beschikking om de verplichtingen van de STAK jegens de BV van de uittredende bestuurder/aandeelhouder na te komen. Dit resulteerde in een vordering van het ICT-bedrijf op de STAK. Bij de jaarrekening 2013 werd een (goedkeurende) controleverklaring verstrekt.
Ontslag als commissaris
De klagende medeoprichter van het ICT-bedrijf werd door het bestuur en de overige aandeelhouders in oktober 2015 ontslagen als commissaris, onder meer op grond van de afwikkeling van de inkoop van de certificaten waarover tussen hen discussie bestond. Een AA gaf kort daarna bij de jaarrekening 2014 op 30 november 2015 een controleverklaring met een oordeelonthouding af vanwege het conflict over de wijze van verantwoording van de transactie van de certificaten in de jaarrekening. In december 2015 kwam de RA in beeld als controlerend accountant. Bij de jaarrekeningen 2015 en 2016 gaf hij goedkeurende controleverklaringen af.
Tuchtklacht
De ontslagen commissaris/medeoprichter bleef van mening verschillen over de verwerking van de transactie en klaagde daarom ook de RA aan. Bij de Accountantskamer verweet hij hem de in de jaarrekeningen 2015 en 2016 van het ICT-bedrijf opgenomen rekeningcourantvordering op de STAK gebrekkig te hebben gecontroleerd. De RA zou onvoldoende professioneel kritisch zijn geweest en onvoldoende controle-informatie hebben vergaard. Ook verweet hij de accountant zich onvoldoende objectief, onvoldoende integer en onvoldoende professioneel te hebben opgesteld.
Beoordeling: tekortgeschoten bij vastlegging
Dat laatste klachtonderdeel wordt door de Accountantskamer deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard. Ook voor wat betreft de controle van de volwaardigheid van de vordering valt de RA naar het oordeel van de tuchtrechter niets te verwijten.
Het verwijt dat de RA geen (aantoonbare) aandacht heeft besteed aan de vraag of financiële gegevens van de STAK in de jaarrekening van het ICT-bedrijf moesten worden geconsolideerd treft echter wel doel. De Accountantskamer overweegt dat de RA als controlerend accountant moet beoordelen of de te controleren entiteit op basis van het toegepaste stelsel van financiële verslaggeving bij het opmaken van de jaarrekening met betrekking tot groepsonderdelen al dan niet een consolidatieplicht heeft (zie Standaard 600). Met betrekking tot de relatie tussen het ICT-bedrijf en STAK is van belang dat alinea 309 van hoofdstuk 217 van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ) voorschrijft dat, indien sprake is van een stichting administratiekantoor, op grond van de administratievoorwaarden en de nader specifiek overeengekomen bepalingen wordt bepaald of het administratiekantoor deel uitmaakt van de consolidatiekring en of deze wordt opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening. De RA heeft echter de door hem in zijn verweerschrift genoemde overwegingen met betrekking tot de relatie tussen het ICT-bedrijf en de STAK niet in zijn controledossier over 2015 en 2016 vastgelegd (zie Standaard 230). Zo had hij daarbij kunnen vaststellen of het ICT-bedrijf al dan niet de STAK in wezen beheerst (zie alinea 202 tot en met 204 van hoofdstuk 217 van de RJ), en derhalve een consolidatieplicht met betrekking tot financiële gegevens van de STAK had. Nu een concrete vastlegging van de door de RA gestelde overwegingen ontbreekt, kan de Accountantskamer niet vaststellen dat de accountant de hiervoor genoemde beoordeling destijds zorgvuldig heeft gedaan. Gelet daarop is het klachtonderdeel in zoverre gegrond. Hierbij tekent de Accountantskamer aan dat zij niet concludeert dat het ICT-bedrijf financiële gegevens van de STAK in haar jaarrekening had moeten consolideren. Mocht het ICT-bedrijf dat hebben gedaan, dan zou dat geen gevolgen hebben gehad voor haar enkelvoudige balans en winst-en-verliesrekening over 2015 en 2016.
Waarschuwing
De maatregel van waarschuwing is passend en geboden, vindt de Accountantskamer. Daarbij is in aanmerking genomen dat de RA zich onvoldoende aan het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid heeft gehouden door zich slechts zeer beperkt in de relatie van het ICT-bedrijf en de STAK en de gevolgen voor de financiële verslaggeving te verdiepen en zijn overwegingen daarover niet vast te leggen. Anderzijds is meegewogen dat de RA, die niet eerder tuchtrechterlijk is veroordeeld zijn controlewerkzaamheden in een complexe situatie met diverse belanghebbenden en uiteenlopende belangen op zorgvuldige wijze heeft opgezet en uitgevoerd.
Geef een reactie