Werkgevers kunnen jaarlijks per 1 januari of 1 juli kiezen of zij publiek verzekerd willen worden of blijven, of dat zij eigenrisicodrager willen worden of blijven voor de ZW en/of de WGA. Wil een werkgever per 1 januari 2021 overstappen, dan moet hij/zij vóór 2 oktober a.s. een keuze hebben gemaakt. Voor bepaalde werkgevers wordt de keuze dit jaar beïnvloed door enkele recente ontwikkelingen. Dit speelt bij werkgevers met een premieloon tot en met € 865.000, bij uitzendbedrijven en bij een aantal (middel)grote werkgevers die financiële afwegingen moeten maken in coronatijd. Ook voor verzekeraars zijn deze recente ontwikkelingen van belang. Behoort uw cliënt tot de genoemde groepen werkgevers? Lees dan verder.
Eigenrisicodragers en de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (premie Whk)
Behoudens enkele uitzonderingen worden de betaalde uitkeringen krachtens de Ziektewet (ZW) en de Werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) in de WIA met een vertraging van twee jaar doorberekend aan werkgevers. De Belastingdienst berekent de uitkeringen bij publiek verzekerde werkgevers door in de premie Whk. Deze premie bestaat uit de componenten ZW en WGA. Werkgevers kunnen ervoor kiezen om de uitkeringsrisico’s ZW of WGA – afzonderlijk of tezamen – voor eigen rekening te nemen eigenrisicodrager. De premie Whk van een eigenrisicodrager wordt voor die risico’s op nul gesteld.
Welke uitkeringslasten ZW en WGA worden doorberekend en voor hoelang?
Alleen als de eerste ziektedag van de arbeidsongeschikte werknemer lag binnen het dienstverband bij de werkgever, mogen uitkeringen ZW en/of WGA aan werkgevers worden toegerekend. Werkgevers zijn wettelijk verplicht om aan arbeidsongeschikte werknemers gedurende het dienstverband het loon doorbetalen tot maximaal 104 weken. Behoudens enkele uitzonderingen, kan een recht op een ZW-uitkering daarom pas ontstaan na het einde van een arbeidsovereenkomst binnen de periode van 104 weken ziekte.
Daarom hebben de component ZW in de premie Whk en de ZW-uitkeringen voor de eigenrisicodrager ZW betrekking op aan ex-werknemers betaalde ZW-uitkeringen. De volgende ZW-uitkeringen worden niet aan een werkgever toegerekend bij ziekmeldingen:
- vanuit een WW-uitkering;
- door orgaandonatie;
- vanuit een no-risk polis; en/of
- wegens zwangerschap- of bevalling.
Is een werknemer 104 weken arbeidsongeschikt geweest en tenminste voor 35% arbeidsongeschikt, dan krijgt hij/zij een WGA-uitkering. Deze WGA-uitkering wordt gedurende maximaal 10 jaren aan de werkgever doorberekend. Niet aan de werkgever worden toegerekend:
- WGA-uitkeringen die zijn toegekend, aansluitend op een niet aan de werkgever toegerekende ZW-uitkering ZW (zie hiervoor);
- IVA-uitkeringen voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten.
De publieke verzekering[1]
De wetgever heeft de premiehoogte afhankelijk gesteld van de hoogte van het premieloon van de werkgever:
- Kleine werkgevers met een premieloon tot en met € 346.000 in het jaar 2019, betalen in 2021 een vaste, per sector vastgestelde premie Whk. De gemiddelde uitkeringslasten ZW/WGA worden per sector bepaald en worden niet aan elke individuele kleine werkgever doorberekend.
- Middelgrote werkgevers met een premieloon tussen € 346.001 tot en met € 3.460.000 in het jaar 2019, betalen in 2021 een gedifferentieerde premie Whk die deels afhankelijk is van de uitkeringsrisico’s ZW/WGA in de sector en deels afhankelijk is van het uitkeringsrisico’s ZW/WGA in het individuele bedrijf.
- Grote werkgevers met een premieloon van € 3.460.001 of meer betalen een gedifferentieerde premie Whk in 2021 die afhankelijk is van de uitkeringsrisico’s ZW/WGA in het individuele bedrijf.
Voor de premiecomponent ZW is voor 2021 een minimumpremie Whk vastgesteld van 0,14% en een maximumpremie van 2,32%. Voor werkgevers in sector 52 ‘Uitzendbedrijven’ geldt voor de premiecomponent ZW een afwijkende maximumpremie van 9,31%. Het maximumuitkeringspercentage voor uitzendbedrijven is vooral hoger, omdat het door het eindigen van de arbeidsovereenkomst bij arbeidsongeschiktheid (uitzendbeding) in die sector meer uitkeringslasten ZW worden veroorzaakt. Voor de premiecomponent WGA is voor 2021 een minimumpremie Whk vastgesteld van 0,19% en een maximumpremie van 3,12%. Er gelden aparte regelingen voor startende bedrijven en bij een gedeeltelijke overgang van een onderneming.
De private verzekering (ERD ZW en/of WGA)
De eigenrisicodrager voor de ZW betaalt de ZW-uitkeringen voor ex-werknemers zelf. Vaak worden die lasten verzekerd via een private verzekering bij een verzekeraar. Hoewel het UWV verantwoordelijk blijft voor beslissingen over de ZW-uitkeringen, heeft de eigenrisicodrager voor de ZW een aantal extra verplichtingen die vaak aan een private dienstverlener worden uitbesteed. In de praktijk blijken vooral grote(re) uitzendbedrijven te kiezen om eigenrisicodrager voor de ZW te worden om zo invloed te kunnen uitoefenen op de ZW-uitkeringen aan ex-werknemers.
Het UWV betaalt de WGA-uitkeringen en verhaalt die uitkeringen op de eigenrisicodrager voor de WGA, die voor die uitkeringsrisico’s meestal een private verzekering bij een verzekeraar heeft afgesloten. De eigenrisicodrager voor de WGA heeft – anders dan de publiek verzekerde werkgever – ook in de jaren na de wettelijke periode van 104 weken loondoorbetaling bij ziekte nog gedurende maximaal 10 jaren een plicht om de zieke (ex-)werknemer te re-integreren. Daarom wordt de uitvoering van die re-integratieplicht vaak aan een private dienstverlener uitbesteed.
Recente ontwikkelingen om rekening mee te houden bij de keuze publieke of private verzekering
Voor met name grote(re) uitzendbedrijven die overwegen eigenrisicodrager voor de ZW te worden of te blijven en voor de verzekeraars is een tussenuitspraak van Gerechtshof Den Haag van 17 maart 2020 van belang. Het hof oordeelde dat het uitzendbeding in strijd is met de wet, voor zover dat beding betrekking heeft op het einde van een arbeidsovereenkomst bij arbeidsongeschiktheid. Dat betekent dat een uitzendkracht met een uitzendbeding bij arbeidsongeschiktheid zo lang als de arbeidsovereenkomst duurt maar maximaal 104 weken, niet mag worden ontslagen en het uitzendbedrijf loon bij ziekte moet doorbetalen.
Als deze uitkomst stand houdt, vervallen veel ZW-uitkeringen aan uitzendkrachten. Het is dan in veel gevallen niet meer nodig om eigenrisicodrager voor de ZW te zijn met een bijbehorende private verzekering. Men verwacht dat tegen de einduitspraak van het hof cassatie wordt ingesteld bij de Hoge Raad. Maar zelfs dan is de uitkomst onzeker.
Een andere belangwekkende ontwikkeling betreft de uitspraak van minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) op 2 juli 2020[2]. Hij stelt dat het aantal kleine werkgevers dat ervoor kiest om voor de ZW en de WGA eigenrisicodrager te worden, klein is en dat daaraan weinig behoefte bestaat.
Grens premieloon kleine-middelgrote werkgever wordt per 1 januari 2022 opgehoogd
Tevens heeft de minister het eerder ter internetconsultatie gepubliceerd wetsvoorstel bevestigd. Hierin staat dat de grens van het premieloon kleine-middelgrote werkgever per 1 januari 2022 wordt opgehoogd. De grens gaat dan van 10 maal naar 25 maal het gemiddelde premieloon per werknemer. Beoordeeld naar het gemiddelde premieloon per werknemer voor de premie Whk 2021, betekent dit dat werkgevers tot en met een premieloon in het jaar 2020 van € 865.000 als ‘klein’ worden aangemerkt voor de premie Whk 2022. Zij zijn dan een vaste sectorpremie verschuldigd en de WGA-uitkeringen 2020 en verder worden niet aan het individuele bedrijf doorberekend.
De doelgroep kleine werkgevers die geen behoefte heeft aan eigenrisicodragen en/of de bijbehorende private verzekeringen, zal toenemen met de groep werkgevers met een premieloon tussen € 346.001 tot en met € 865.000. Het is bovendien de vraag of het nog zinvol is om voor dat ene jaar – 2021 – dan nog wel eigenrisicodrager voor de WGA te worden.
Specifieke situatie publiek verzekerde werkgever
In situaties waarin de onderneming van een eigenrisicodrager voor de WGA volledig overgaat naar een publiek verzekerde werkgever, is het sinds 1 januari 2020 mogelijk dat het UWV de uitkeringslasten WGA van de eigenrisicodrager WGA verhaalt op de publiek verzekerde werkgever. In die specifieke situatie komt het voor dat een publiek verzekerde werkgever voor de eigen uitkeringslasten WGA met een vertraging van twee jaren een premie Whk aan de Belastingdienst moet betalen én de uitkeringslasten WGA van de voormalige eigenrisicodrager direct maandelijks aan het UWV moet betalen.
(Middel)grote werkgevers met een premieloon van € 865.000 of meer kunnen onverminderd een (fors) financieel belang hebben bij het eigenrisicodragen WGA. Anderzijds betekent het publieke systeem in de praktijk dat slechts enkele uitkeringen WGA er al voor kunnen zorgen dat snel de maximumpremie in de publieke verzekering wordt bereikt, maar meerdere uitkeringen niet meer leiden tot een hogere premie Whk.
Juist in coronatijd lijkt het voor een aantal (middel)grote bedrijven van belang om een goede financiële vergelijking tussen de (maximum)premie in het publieke en private bestel bij de afwegingen te betrekken.
Komt u er niet uit of heeft u vragen? Vraag dan vooraf advies aan een deskundig adviseur.
Dit artikel is geschreven door Ron van Baarlen, adviseur arbeidsrecht en sociale zekerheid bij Fiscount Juristen B.V.
[1] Besluit gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2021, Staatscourant van 1 september 2020 nummer 44785.
[2] Brief d.d. 2 juli 2020, referentie 0000091559, van de Minister SZW aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
Geef een reactie