Versobering van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) zou Nederland ver op achterstand zetten ten opzichte van andere Europese landen, concludeert KPMG Meijburg na onderzoek. De regeling is vanwege de relatief strenge eisen nu al belemmerend voor opvolgers in familiebedrijven.
KPMG Meijburg houdt periodiek een Global Family Business Tax Monitor, die in kaart brengt hoe het is gesteld met de fiscale behandeling bij de overdracht van familiebedrijven in 54 landen, regio’s en rechtsgebieden. Wereldwijd zijn er grote verschillen in belastingheffing: sommige landen laten een aanslag achterwege, andere komen juist met een forse heffing. Grotere en meer ontwikkelde landen lijken hogere tarieven te hanteren en strengere vrijstellingsvoorwaarden te hebben. Van de 54 onderzochte landen heffen er 15 bij de overdracht van een familiebedrijf erf- of inkomstenbelasting. In 16 landen geldt een schenkbelasting.
Basistarief is hoog
Nederland schaart zich bij de landen die de hoogste tarieven hanteren, samen met Frankrijk, Ierland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. ‘De aanslagen worden echter aanzienlijk verlaagd door de toepassing van vrijstellingen.’ In ons land is dat de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR), die 83% vrijstelling biedt en 100% bij ondernemingsvermogens tot grofweg € 1,1 miljoen.
Versobering op komst?
Maar die vrijstelling staat in ons land ter discussie. Het Centraal Planbureau en het ministerie van Financiën opperden dit jaar veranderingen, zoals een versobering in de inkomstenbelasting en bij erven en schenken. ‘Gelet op de hierdoor ontstane discussie vonden wij het zinvol om de Nederlandse regeling te vergelijken met die van grote en/of vergelijkbare economieën.’ Bijna alle EU-landen hebben namelijk een met de BOR vergelijkbare regeling.
Bezitsvereisten streng
Volgens KPMG Meijburg zijn de bezitsvereisten in Nederland relatief streng: een erflater moet minimaal een jaar de onderneming in bezit hebben gehad, voor een schenker is die termijn vijf jaar. ‘Niet alle onderzochte landen kennen zo’n bezitseis, en waar de bezitseis wel geldt is deze doorgaans korter. Zo vereisen Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk dat de aandelen twee jaar in bezit waren van de erflater of schenker.’ De voortzettingsvereisten (5 jaar) zijn in ons land gelijk aan die in Duitsland, Italië en Spanje. Duitsland kent ook nog een zevenjaarstermijn die afhankelijk is van de hoogte van de heffing. België (3 jaar) en Frankrijk (4 jaar) zijn milder.
Nederland alleen met voortzettingseis
Het grootste verschil zit echter in het ondernemingsbegrip: Nederland stelt als enige de eis dat de verkregen onderneming moet worden voortgezet. ‘Dat leidt tot discussies met de Belastingdienst wanneer binnen de vijfjaarstermijn bedrijfsonderdelen worden verkocht (en de middelen worden geherinvesteerd), of joint ventures worden aangegaan. Hetzelfde geldt voor het ingrijpend wijzigen van de activiteiten van de onderneming. Zelfs failliet gaan kan leiden tot het met terugwerkende kracht kwijtraken van eerder benutte faciliteiten.’ In de meeste andere landen is het belangrijkste dat ondernemingsvermogen niet mag worden omgezet in beleggingsvermogen. ‘In zo’n benadering is desinvesteren en herinvesteren mogelijk.’
In Spanje is ook discussie geweest over de opvolgingsregeling en dat heeft geleid tot een wetswijziging waarbij desinvesteren en herinvesteren binnen de vijfjaarsvoortzettingstermijn mogelijk is. ‘Anders gezegd: het om bedrijfseconomische redenen stoppen met een activiteit en het – binnen korte termijn – starten van een nieuwe activiteit leidt niet tot het vervallen van de bedrijfsopvolgingsregelingen.’
Effectieve belastingdruk
In Nederland is de effectieve belastingdruk bij een onderneming van € 10 miljoen rond de € 270.000. Zonder de BOR zou dat ruim € 3,8 miljoen zijn. De korting is in ons land met 83% hoger dan in Frankrijk (75%), maar lager dan in Spanje (95%) en België en het Verenigd Koninkrijk (100%). De Duitse regeling is ingewikkeld, met een korting die kan variëren van 85% tot 100%. Oostenrijk, Noorwegen en Zweden kennen geen erf- of schenkbelasting.
Lees de vergelijking van KPMG Meijburg
KPMG Meijburg pleit allereerst voor soepeler bezitseisen: ‘De uitleg die de Nederlandse fiscus aan de bezits- en voortzettingseisen geeft, belemmert herinvesteren en desinvesteren en houdt daarmee naar onze mening te weinig rekening met het bedrijfseconomisch wenselijke aanpassingsvermogen van de onderneming. Het zou een verbetering zijn als dit aspect wel in het oog kan worden gehouden, niet alleen voor de familiebedrijven maar ook voor de overheid. Het grote aantal nu lopende discussies over de vraag of de onderneming is voortgezet, zou daarmee aanzienlijk kunnen worden teruggebracht.’
Van middenmoter naar rode lantaarn
Vergeleken met andere Europese landen staat Nederland op de negende plaats op het gebied van de effectieve belastingdruk. ‘Daarmee is Nederland, in
tegenstelling tot wat weleens wordt gesuggereerd, geen koploper maar een middenmoter te noemen. De door de ambtenaren in de bouwstenennotities bepleite versobering zou hierbij leiden tot een regime waarbij Nederland met grote afstand het minst aantrekkelijke regime van de tien onderzochte landen zou krijgen.’
Nyenrode-onderzoek liet onlangs al zien dat de fiscale wijzigingen die Financiën voorstelt, voor 58% van de familiebedrijven de onzekerheid over het voortbestaan vergroot.
Geef een reactie