Een administratiekantoor verdacht een medewerkster van fraude met tijdschrijven. Maar de rechter tikte het kantoor op de vingers. Fraude kon niet worden aangetoond. Bovendien was de werkgever zelf laks geweest met controle of uren correct werden bijgehouden.
Te veel uren
Een administratiekantoor met vier medewerkers nam in 2017 een 27-jarige vrouw in dienst. In 2019 riep de werkgever de vrouw op het matje. Hij had geconstateerd dat zij een ongebruikelijke hoeveelheid uren had geschreven. Hij vermoedde dat ze dit had gedaan om extra vakantiedagen te krijgen. Vijf dagen na dit gesprek meldde de medewerkster zich ziek.
Ernstig verwijtbaar
Het administratiekantoor kende een ’tijd voor tijd’-regeling waarbij overuren in extra vrije dagen was om te zetten. De werkgever vermoedde dat de werkneemster misbruik van de regeling had willen maken door te veel uren te schrijven. Ook was uit camerabeelden gebleken dat zij later op haar werk verscheen dan uit haar urenregistratie bleek. De werkgever wilde het arbeidscontract laten ontbinden wegens ‘ernstig verwijtbaar’ gedrag. Zij had dientengevolge geen recht op een transitievergoeding ten laste van de werkgever. De medewerkster beriep zich tijdens de rechtszaak echter op het opzegverbod wegens ziekte. Ook ontkende ze de aantijgingen en vond ze de ontslaggrond ‘verstoorde arbeidsrelatie’ niet onderbouwd.
Tijd voor tijd
Tijdens de zaak kwam aan het licht dat het administratiekantoor voor veel standaardwerkzaamheden aanzienlijk meer tijd in rekening bracht bij klanten dan dat deze in werkelijkheid kostten. Zo werd voor het verwerken van een standaard salarisadministratie een kwartier (0,25) gerekend, terwijl de werkelijke tijdsbesteding slechts enkele minuten was. De medewerkster registreerde in het urensysteem steevast de vaste tijdseenheden zoals die daarvoor bij de klant werden gefactureerd. Ter onderbouwing liet de werkgever een overzicht zien van de geregistreerde ‘tijd voor tijd’. Op zondag 14 juli 2019 had zij 1,5 uur ‘tijd voor tijd’ geschreven voor het verzorgen van de salarisadministratie voor zes cliënten, terwijl zij daar in werkelijkheid slechts circa 20 minuten mee bezig was geweest. Hij toonde dit aan met de inlogtijden van de medewerkers. Zij had dus ten onrechte 70 minuten betaald verlof opgebouwd, aldus de werkgever. Fraude, vond hij.
Vermoeden van fraude
De werkneemster had echter een verklaring. Wanneer zij in het systeem een bepaald aantal uren als ‘tijd voor tijd’ registreerde had zij die uren ook daadwerkelijk (thuis of op kantoor) gemaakt, bijvoorbeeld voor een andere klant waarvoor het werk langer duurde dan de vaste tijdseenheid die daarvoor werd gedeclareerd of met klusjes die ze tussendoor deed, zoals archiveerwerk, opruimen, papier wegbrengen en de afwasmachine in- en uitruimen. De juistheid van deze verklaring viel door de rechter niet te verifiëren omdat de werkneemster niet had bijgehouden welke andere werkzaamheden zij binnen de geschreven tijdseenheden had verricht. Hoewel zij hiermee in de hand had gewerkt dat er verwarring kon ontstaan over de invulling van de opgegeven ‘tijd voor tijd’ uren, stond voor de rechter niet vast dat zij daadwerkelijk méér uren had geschreven dan dat ze had gewerkt, laat staan dat zij dit opzettelijk had gedaan om zichzelf te bevoordelen.
Vergoeding
Zij kon daarom niet wegens ‘verwijtbaar gedrag’ worden ontslagen, aldus de rechter. Hij verweet de werkgever dat die geen heldere richtlijnen op papier had over het tijdschrijven. ‘Het is juist voor een administratiekantoor niet goed te volgen dat deze situatie zo lang heeft kunnen voortbestaan, zonder dat behoorlijk is gecontroleerd of een betrekkelijk nieuwe werknemer haar tijdsregistratie correct bijhield’, aldus de rechter. Ook het te laat komen, variërend van 7 tot 17 minuten, waren onvoldoende grond voor ontbinding op basis van verwijtbaar gedrag. De werkgever had met de vrouw in overleg moeten treden en haar de gelegenheid moeten bieden haar gedrag te veranderen, aldus de rechter. Omdat de arbeidsrelatie ernstig verstoord was geraakt, achtte hij een ontbinding van het arbeidscontract desondanks onvermijdelijk. De werkgever werd veroordeeld tot het betalen van een transitievergoeding van € 3.138,55 bruto; een billijke vergoeding van € 5.000,- bruto aan de werkneemster en tot betaling van de proceskosten (€ 720).
Lees hier de uitspraak.
Geef een reactie