De coronacrisis is geen geldige grondslag om werknemers te verplichten vakantiedagen in te leveren. Dat oordeelt de kantonrechter in een zaak die een werknemer had aangespannen tegen zijn werkgever. Die had verlofuren afgeboekt zonder dat daar een vakantie of een vergoeding voor niet-genoten verlofuren tegenover stond. De werknemer vroeg bij de rechter een verklaring voor recht dat hij op 1 januari 2021 aanspraak had op 330,86 verlofuren.
Wat is de situatie?
Per e-mailbericht van 6 november 2020 heeft de werkgever er de werknemer op gewezen dat hij nog voor het einde van het jaar zijn vakantiedagen moet opmaken. De werknemer heeft op 11 november 2020 aan de werkgever gemaild dat hij graag van 14 december tot en met 3 januari 2021 vakantie zou willen opnemen. Na overleg heeft de werkgever per e-mailbericht van 27 november 2020 aan de werknemer bericht dat hij nog 31,5 vakantiedagen heeft, dat is afgesproken dat hij ook van 30 november tot 11 december vakantie opneemt, dat hij 8 vakantiedagen meeneemt naar volgend jaar en dat de werknemer de overige 13,5 vakantie dagen aan de werkgever doneert.
Op 3 februari 2021 heeft de werknemer een gesprek met zijn leidinggevende. In dit gesprek heeft de werknemer laten weten dat hij het toch niet eens is met de opgenomen vakantiedagen en uren die in rekening zijn gebracht wegens diverse afspraken. De werkgever heeft op 9 februari 2021 aan de werknemer gemaild dat wegens de situatie als gevolg van covid-19 aan alle medewerkers is gevraagd hun vakantiedagen op te nemen en de werknemer op 27 november 2020 heeft ingestemd met de toen gemaakte afspraken en ook alle andere collega’s dit hebben gedaan. Op 12 februari 2021 heeft de werkgever aan de werknemer medegedeeld dat zij een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter heeft ingediend.
Verzoek werknemer
Uit het verlofoverzicht over de periode februari 2019 tot en met februari 2021 blijkt dat de werknemer eind 2020 330,86 verlofuren had opgebouwd, maar dat dit saldo aan het begin van 2021 nog maar op 228,00 staat. De werkgever heeft aldus 102,86 verlofuren van de werknemer afgeboekt zonder dat daar een door de werknemer genoten vakantie of een vergoeding voor niet-genoten verlofuren tegenover staat. Daarmee heeft de werkgever in strijd met de vakantiedagenwetgeving en (bepaald) niet als goed werkgever gehandeld.
Onder druk verlof ingeleverd?
Onder druk heeft de werknemer aangegeven dat de werkgever 13,5 verlofuren op zijn saldo in mindering mocht brengen. Indien de werknemer niet zou instemmen zou zijn verlof per eind 2020 op nihil worden gesteld. De werknemer vraagt dan ook een verklaring voor recht dat de werknemer op 1 januari 2021 aanspraak had op 330,86 verlofuren.
Ten aanzien van de gevorderde verklaring voor recht heeft de werkgever het volgende aangevoerd. De werkgever heeft in verband met covid-19 aan alle werknemers gevraagd vakantie op te nemen of dagen te doneren. Ook de werknemer heeft daarmee ingestemd. Er is jegens de werknemer geen druk uitgeoefend om verlofdagen in te leveren.
Oordeel rechter
Voor het geval het ontbindingsverzoek wordt afgewezen, heeft de werknemer verzocht voor recht te verklaren dat hij op 1 januari 2021 330,86 verlofuren had opgebouwd. Dat de werkgever aan haar werknemers heeft verzocht om in verband met covid-19 vakantie op te nemen en of dagen te doneren, doet er niet aan af dat covid-19 niet als grondslag kan dienen om een werknemer te verplichten verlofuren in te leveren.
Wilsverklaring werknemer ontbreekt
Ook kan er niet van worden uitgegaan dat de werknemer definitief, ondubbelzinnig en in alle vrijheid afstand heeft gedaan van zijn verlofuren waardoor deze zijn komen te vervallen, nu zo’n verklaring van de werknemer ontbreekt en de werknemer juist heeft gezegd niet te willen instemmen met het verlies van zijn verlofuren. Nu gesteld noch gebleken is dat de werknemer bij zijn berekening van het aantal opgebouwde verlofuren van onjuiste gegevens is uitgegaan komt dit deel van de vordering voor toewijzing in aanmerking.
De rechter wijst het ontbindingsverzoek van de werkgever af en verklaart voor recht dat de werknemer op 1 januari 2021 een aanspraak op 330,86 verlofuren heeft opgebouwd.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 4 mei 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:3869
Geef een reactie