De leden van SRA stemden dinsdagochtend in met de benoeming van Diana Clement tot voorzitter, als opvolger van de in februari overleden Jan Zweekhorst. Clement was sindsdien al waarnemend voorzitter. Accountancy Vanmorgen sprak met het nieuwe boegbeeld van SRA over haarzelf, de accountancy en SRA.
Door Misha Hofland
Diana Clement RA AA is partner en lid van het dagelijks bestuur van Borrie. Ook was ze eerder vicevoorzitter en voorzitter van de NOvAA en vicevoorzitter van de NBA. In 2014 trad ze op als lid van de Werkgroep Toekomst Accountantsberoep, die in dat jaar ook het rapport ‘In het publiek belang’ publiceerde. Clement is al lang actief in de accountancy en begon ooit in de samenstelpraktijk bij PwC. “Maar ik miste het contact met klanten. Daarom ben ik eerst een eigen kantoor gestart in 2000 en uiteindelijk kwam ik bij Borrie terecht. Een no-nonsense aanpak dichtbij de klanten, dat was wat ik wilde. Ondanks dat ik ook veel bestuurlijke rollen heb vervuld vind ik dat contact met collega’s en klanten nog steeds heel belangrijk. Dat herken ik ook bij SRA: nauw contact met de leden. Ik kan het niet laten om te zeggen dat ik vind dat ik het mooiste beroep van de hele wereld heb. Dat zit in meerdere dingen. Cijfers vertellen echt een verhaal: dat van de onderneming en de ondernemers. Daar ben ik door gebiologeerd. Het contact met klanten en collega’s maakt het leuk. Accountants hebben soms een wat stoffig imago, maar zo heb ik dat nog nooit ervaren.”
De aanleiding voor uw benoeming, het plotselinge overlijden van Jan Zweekhorst, is treurig te noemen.
“Zeker, dat is natuurlijk niet wat je voor ogen hebt. Dus ik doe dit met gepaste nederigheid. Want Jan zat volop in zijn rol, hij ging in de zesde of zevende versnelling. Als iemand dan zo plotseling overlijdt valt er wel even een gat. En tegelijk weet je dat de wereld door draait, ook als SRA-bestuur. Ook al wil je dat misschien niet, maar op de rem trappen heeft weinig zin. Dus we hebben snel weer moeten bedenken hoe we door wilden gaan. Het bestuur heeft in eerste instantie gevraagd of ik deze rol op me wilde nemen en dat wil ik. Ik voel me gesteund door SRA en ook binnen mijn eigen kantoor krijg ik de ruimte om dit te doen.”
Hoe kijkt u naar de rol die SRA de afgelopen jaren vervuld heeft?
“We zijn een organisatie van, voor en door de leden. Ondersteuning van die leden is het belangrijkste doel. Ik denk ook dat we op verschillende plekken goed herkend worden als partij. We vertegenwoordigen rond de 375 kantoren en hebben een heel groot aandeel in het niet-OOB domein. Je ziet dat we ons bij veel partijen, zoals het ministerie, de Belastingdienst, de AFM en de kwartiermakers, echt als vertegenwoordiger van die kantoren weten te profileren. De dialoog vinden we als SRA heel belangrijk. Je hoeft het niet altijd met elkaar eens te zijn, maar je kunt beter wel het gesprek aangaan om te kijken waar je elkaar kunt vinden. We zullen bij onenigheid niet snel de publiciteit zoeken, simpelweg omdat we denken dat dat niet zo effectief is. We willen graag een constructieve bijdrage leveren. En omdat we als serieus te nemen partij worden gezien zijn we ook in staat om onze zorgen, die er wel degelijk zijn, goed over te brengen. Als SRA zijn we een tijdje geleden gestart met het project Toekomstbestendig SRA, om te kijken naar onze eigen toegevoegde waarde voor de leden. Als uitvloeisel daarvan hebben we nu een aantal strategische thema’s benoemd die voor ons als organisatie belangrijk zijn en waar we de komende jaren op in willen zetten. Dat zijn duurzaam ondernemen, personeel (de aantrekkelijkheid van het beroep), kwaliteit op één, fiscaliteit (doorontwikkeling van horizontaal toezicht), financiering, cultuur en gedrag en de kabinetsmaatregelen in het Wta-domein.”
“Bij het Wta-domein zitten onze zorgen wel bij het kostenaspect en de proportionaliteit van de verschuiving van het toezicht richting AFM.”
Wat zijn belangrijke zorgen die bij SRA leven?
“De zorgen van leden zitten vooral bij het personeelsbestand. Het binden, boeien en behouden van de collega’s en potentieel nieuwe collega’s, de aantrekkelijkheid van het beroep in brede zin. Dat onderkennen we als SRA en we denken er ook veel over na hoe we daar een bijdrage aan kunnen leveren. Bij het Wta-domein zitten onze zorgen wel bij het kostenaspect en de proportionaliteit van de verschuiving van het toezicht richting AFM. Bij de vertaling van OOB’s naar niet-OOB’s. Bij de dga die met een succesvolle onderneming een aantal criteria behaalt waardoor hij controleplichtig is, maar dat met een dusdanig kleine bezetting kan doen dat er nauwelijks sprake is van een werkend AO/IB-systeem (Administratieve Organisatie en Interne Beheersing, red.) waar je op kunt steunen. Daar zitten wel zorgen voor ons. Als je als toezichthouder gewend bent om bij grote organisaties langs te gaan, dan is het echt wel even wat anders om binnen te komen bij een organisatie waar maar twee accountants actief zijn.”
En daar heeft SRA zich ook behoorlijk stevig over uitgesproken.
“Dat klopt. De dialoog die we zo belangrijk vinden voeren we ook absoluut met de AFM. Maar op een bepaald moment herkenden wij onze leden niet in het welbekende data-analyserapport dat de AFM uitbracht. Op basis van onze eigen data konden we niet uitkomen bij de conclusie die de AFM benoemde (dat de controlekwaliteit bij kleine accountantskantoren minder is, red.). We hebben uiteindelijk best veel ruimte gekregen van de AFM om daar, voorafgaand aan de publicatie van het rapport, naar te kijken en mochten een statisticus de uitgangspunten onder de loep laten nemen. Dat bevestigde ons nog meer in wat we al dachten, maar de AFM tegelijkertijd misschien ook wel in wat zij vindt. Beide partijen hadden gelijk, kun je zeggen, want wij hebben als SRA natuurlijk geen zicht op niet-leden. Maar het was op dat moment voor ons wel heel belangrijk om de publiciteit te zoeken, ook al is dat iets dat wij normaal gesproken niet doen. Voor ons kon het niet anders op dat moment en we zijn naderhand ook wel tot de conclusie gekomen dat dit ons wat heeft gebracht. Want SRA, NBA en AFM zijn daarna toch nog een spade dieper gegaan om echt te snappen waarom de AFM dat punt nu zo duidelijk maakte. Dus ook met de wetenschap van nu hadden we het zo gedaan.”
Hoe kijkt u naar de veranderingen in de accountancy: de voorstellen van het kabinet met betrekking tot de accountancy na de rapporten van MCA en CTA en het werk van de kwartiermakers?
“Eén van de kabinetsmaatregelen is natuurlijk de governance bij de top 15/20-kantoren. Daar is al veel in gebeurd, dus daar zijn al stappen in gezet. Voor ons is met name die verschuiving van de uitvoering van het toezicht van NBA en SRA richting AFM een belangrijke kwestie. Als de buitenwereld vindt dat het goed is om die verschuiving door te voeren, dan is dat gewoon zo. Natuurlijk hebben wij geprobeerd dit te keren, want wij hebben zorgen over de kosten en de proportionaliteit voor het mkb en dat geven we de AFM en het ministerie van Financiën duidelijk mee. Gelukkig hebben we het vliegurencriterium van tafel gekregen. Daarnaast is denk ik de ontwikkeling van Audit Quality Indicators (AQI’s) prima, om zo een transparante onderlinge meetbaarheid te krijgen. Het in de controleverklaring nadrukkelijker aandacht besteden aan fraude en continuïteit is ook belangrijk. Je kunt – even gechargeerd – zeggen: er worden maar een paar zinnen aan de controleverklaring toegevoegd. Maar het heeft natuurlijk wel degelijk impact om het bijvoorbeeld ook met de klant bespreekbaar te maken. Dat is heel goed, maar het vereist ook nog wel wat. Al met al zijn er maatregelen die in meer of mindere mate impact hebben.”
De accountancy heeft de afgelopen jaren regelmatig onder vuur gelegen. Wat is uw beeld van hoe het er momenteel voor staat met de sector?
“Er worden op jaarbasis rond de 20.000 verplichte en eenzelfde aantal niet-verplichte controleverklaringen afgegeven, dus er gaat heel veel goed. Aan de andere kant moet je nooit uit het oog verliezen wat er niet goed gaat. En je daarbij altijd afvragen: had de accountant een rol kunnen of moeten vervullen? Je ziet wel dat de maatschappij vindt dat de accountant in een aantal gevallen een rol had moeten vervullen, waar de accountant die rol zelf nog niet herkend had. Maar we moeten ook niet uit het oog verliezen dat bij ondernemingen waar het geld verdienen in hoge mate centraal staat, het goede ondernemerschap ook wel eens vergeten wordt. Ik denk dat je als accountant permanent aan moet staan op alles wat er om je heen gebeurt. Maar de vraag is vervolgens wel of je het altijd de accountant aan kunt rekenen als er iets misgaat, of toch meer de onderneming zelf. Er moet niet alleen maar naar de accountant worden gewezen, maar tegelijkertijd moet de accountant zelf ook zijn verantwoordelijkheid nemen en goed naar zijn rol kijken. Niet alleen naar de regels kijken, maar ook naar wat het maatschappelijk verkeer verlangt van de invulling van je rol.”
Geef een reactie