De Accountantskamer heeft een AA een doorhaling van de inschrijving in het register van een half jaar opgelegd omdat hij niet aan zijn PE-verplichtingen voor de driejaarscyclus 2016-2018 heeft voldaan. De tuchtrechter koos in eerdere, vergelijkbare zaken (onder meer) voor het opleggen van geldboetes, maar kondigt aan voortaan af te wijken van deze lijn. Dat is ‘omdat het in zaken als de onderhavige niet zozeer gaat om de ernst van die klacht, maar om de op zichzelf staande omstandigheid dat betrokkene een tuchtrechtelijke maatregel naast zich neerlegt.’
Uitspraak: 21-735 AA RV
Boete en berisping
De Accountantskamer had de AA in een uitspraak op 20 november 2020 de maatregelen van berisping en een geldboete van € 8.300,- opgelegd in verband met het niet naleven van de PE-verplichtingen voor de driejaarscyclus 2016-2018. De AA en de NBA stelden geen hoger beroep in tegen de uitspraak, die daarmee onherroepelijk werd. De accountant kreeg de gelegenheid om de geldboete te voldoen vóór 22 februari 2021, maar deed dat niet. Met een brief op 5 maart werd hem nog een laatste gelegenheid geboden om de geldboete alsnog binnen een termijn van twee weken te betalen. Daarbij is hij gewezen op artikel 5 lid 4 Wtra. Ook daarop reageerde hij echter niet en de geldboete is tot op heden niet betaald.
Niet naleven tuchtrechtelijke maatregel zwaar aangerekend
Omdat de AA niet op de zitting is verschenen en hij ook niet op andere wijze heeft gereageerd, is niet bekend waarom hij de geldboete niet heeft betaald. De Accountantskamer gaat er daarom vanuit dat betrokkene geen aanvaardbare reden heeft voor het niet betalen van de geldboete. De Accountantskamer rekent het de AA zwaar aan dat hij zonder aanvaardbare reden een tuchtrechtelijke uitspraak niet heeft nageleefd. Voor het goed functioneren van het accountantsberoep en de in verband daarmee op basis van wetgeving bestaande tuchtrechtspraak ten aanzien van accountants is het immers van groot belang dat tuchtrechtelijke uitspraken geheel worden nagekomen. Door het negeren van een tuchtrechtelijke uitspraak heeft betrokkene bovendien het accountantsberoep in diskrediet gebracht, waardoor ook sprake is van schending van het fundamentele beginsel van professionaliteit. Daarom bestaat aanleiding om betrokkene een nadere tuchtrechtelijke maatregel op te leggen.
Nieuwe lijn Accountantskamer
De Accountanskamer heeft in eerdere, vergelijkbare beslissingen de tuchtrechtelijke maatregel mede afgestemd op de ernst van de klacht die tot het opleggen van (onder meer) de geldboete heeft geleid. De Accountantskamer wijkt voortaan van deze lijn af, omdat het in zaken als de onderhavige niet zozeer gaat om de ernst van die klacht, maar om de op zichzelf staande omstandigheid dat betrokkene een tuchtrechtelijke maatregel naast zich neerlegt.
De Accountantskamer acht het passend en geboden om betrokkene de in artikel 2 lid 1 aanhef en onder d Wtra bedoelde – nadere – maatregel van tijdelijke doorhaling van de inschrijving in de registers voor zes maanden op te leggen. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat betrokkene een tuchtrechtelijke uitspraak niet geheel heeft nageleefd, dat hij is gewezen op eventuele ambtshalve toepassing van het bepaalde in artikel 5 lid 4 Wtra en dat van betrokkene geen reactie is ontvangen.
Geef een reactie