Het systeem van controle, adviestaken, regeldruk, procedures en toezicht op organisaties vormt een vicieuze cirkel die doorbroken moet worden, aldus promovenda Marlies de Vries. ‘De sterke focus op richtlijnen heeft misschien wel de teloorgang ingeluid van dat waar de accountant (ook) voor staat en dat is zijn professioneel-kritische instelling.’
Marlies de Vries is directeur van de Controlling-opleidingen aan Nyenrode Business Universiteit en faculteitslid van het Centre voor Auditing, Accounting en Control. Ze is op persoonlijke titel benoemd als Kwartiermaker Toekomst Accountancysector. Ze schreef haar proefschrift over de ervaringen van jonge professionals binnen het accountantsberoep in Nederland over de periode 2011-2018. ‘Dit was de periode in Nederland waarin er een klimaat rond accountantskantoren is ontstaan van intensieve (toezichts)onderzoeken en (negatieve) media-aandacht, waardoor het imago van accountants binnen Nederland lijkt te zijn verslechterd’, zo motiveert ze de periodekeuze. De Vries wil ook gehoor geven aan oproepen om meer onderzoek te doen naar wat accountants ervaren en doen en dat te benaderen vanuit verschillende theoretische perspectieven.
Up or out
‘De hiërarchische, prestatiegerichte up-or-outcultuur, waar slechts enkelen de eindstreep als partner halen, sluit niet goed aan op de betekenis die de jonge generatie aan werk geeft’, is een van de conclusies van De Vries. Meer aandacht voor de professionele ontwikkeling in plaats van technische vaardigheden zou volgens haar helpen. ‘Veel jonge accountants spreken zich tijdens het werk niet uit en verzetten zich niet tegen opdrachten om een steekproef te veranderen, iets ‘af te documenteren’, of structureel overwerk. Alleen degenen die het lukt om in de drukte hun hoofd boven water te houden, redden het.’ Steun vanuit de organisatie is in de eerste fase noodzakelijk voor jonge accountants. ‘Voor hen is belangrijk dat ze zich veilig voelen om zich uit te kunnen spreken. Uit het onderzoek komt naar voren dat kritische geluiden of escalaties veelal leiden tot een negatieve beoordeling of ‘van de klant’ gehaald worden.’ Een rol speelt de nadruk op compliance bij het uitvoeren van controles. ‘Zitten opdrachtteams van deze organisaties wel te wachten op jonge accountants die tijdrovende kritische vragen stellen? De werkdruk is al hoog en de vraag vanuit de maatschappij neemt alleen maar toe. Denk hierbij aan de NOW-regeling.’
Drie onderwerpen
In het proefschrift staan drie onderwerpen centraal. In relatie tot de beroepsvereniging is de vraag ‘Hoe behaalt een bestuur van jonge accountants binnen de beroepsorganisatie haar doelen om bij te dragen aan de maatschappelijke discussie rondom het accountantsberoep? Hoe werken de jonge professionals die bestuurslid zijn, samen om hun doelen te behalen?’ Daarnaast bekeek De Vries de verschillende manieren van aanpassen van eerstejaars trainees als zij een situatie meemaken die zij als moeilijk ervaren en de invloed van commitment aan de organisatie op de relatie tussen de ervaren werkdruk door jonge professionals en de kwaliteit van hun werk enerzijds en de
aantrekkelijkheid van het accountantsberoep anderzijds.
Beperkte invloed en innerlijk lijden
Met betrekking tot de context van de NBA noemt De Vries de belangrijkste bevinding ‘dat de beperkte invloed op de professionele debatten die jongeren ervaren, gecombineerd met andere ervaringen binnen het bestuur van de NBA Young Professionals, er uiteindelijk toe leidt dat sommige individuen zich gaan distantiëren van het accountantsberoep’. Binnen de context van de werkomgeving hebben beginnende accountants het moeilijk, concludeert de promovenda: ‘Ondanks dat de meeste trainees volgzaam gedrag laten zien, gaat hier in de helft van de gevallen innerlijk lijden aan vooraf (of het gaat zelfs nog door). Hier is tot op heden heel weinig aandacht voor geweest binnen de accountingliteratuur.’
Professionals die het eerste jaar hebben doorstaan, lijken baat te hebben bij betrokkenheid vanuit de organisatie bij het omgaan met werkstress, aldus de studie. Er zijn geen aanwijzingen dat werkdruk in het drukke seizoen een negatieve invloed heeft op de kwaliteit van controles en de aantrekkingskracht van het beroep. ‘Dit benadrukt de noodzaak voor een genuanceerd debat over werkbelasting.’
Regels versus maatschappelijke behoefte
Volgens De Vries spelen er twee aspecten die de conclusies in de deelonderzoeken beïnvloeden. ‘Enerzijds is dat de spanning tussen de behoefte van accountantskantoren aan
beroepsbeoefenaren die doen wat gangbaar is en de (organisatorische) regels volgen versus de (maatschappelijke) behoefte rondom de rolvervulling van accountants.’ Anderzijds is er het inzicht dat het gerechtvaardigd is om genuanceerd naar de ervaringen van jonge accountants te kijken. ‘Niet alles is slecht en negatief, zoals vaak in de media (maar ook in de wetenschappelijke literatuur) wordt gezegd als het om hun ervaringen gaat.’ Het is niet allemaal kommer en kwel voor jongeren in de accountancy: ‘Het merendeel van de werknemers lijkt het allemaal wel goed te vinden wat er gebeurt binnen de accountancykantoren en de (maatschappelijke) ontwikkelingen daaromheen. Dit roept wel de vraag op wat dit zegt over hun (beroeps)houding en de ontwikkeling van het accountantsberoep sec. Wat zegt dit over het aannamebeleid van kantoren?’
Te sterke focus op richtlijnen
De Vries is in de kantlijn kritisch op het volgen van regels en richtlijnen. ‘Het volgen van de richtlijnen impliceert dat daarmee voldaan wordt aan de (kwaliteits)eisen die gesteld worden aan een accountantscontrole. In deze veronderstellingen zie je ook duidelijk de maakbaarheidsgedachte terugkomen. Echter, de veronderstelling dat – ongeacht de omstandigheden – in een controle altijd alle richtlijnen worden gevolgd, gaat voorbij aan de praktijk die weerbarstiger is.’ Die bestaat uit individuen en interacties tussen mensen die met elkaar vormgeven dat wat er moet gebeuren. ‘Dit is dus de praktische invulling van dat wat op papier in richtlijnen staat voorgeschreven. Als de focus te veel is op het volgen van regels en richtlijnen is er (te) beperkt ruimte voor de professionele oordeelsvorming van de accountant. De sterke focus op richtlijnen heeft misschien wel de teloorgang ingeluid van dat waar de accountant (ook) voor staat en dat is zijn professioneel-kritische instelling.’
Het is haar, de schrijfster van dit stuk,, gelukt om mij aan het denken en zoeken te zetten. Wat mag dan wel professionele oordeelsvorming zijn? Ik vond geen enkele definitie maar wel een andere uiting van een promovendus waarin het werd omschreven als: “iets vaags”. Dat wetende is de vraag: hoe komt zo iets dan tot stand? Als het is, zoals ik denk, door de persoonlijke interpretatie van waarden en normen, die betrokkene eerst zelf heeft moeten ervaren en omhelzen, dan zal het altijd een volstrekt ongrijpbaar fenomeen blijven. Controle is -nog steeds- toetsen aan een norm. Een norm spruit voort uit waarden. Die waarden zullen net als de normen ook glashelder moeten zijn en voor iedereen – in het vak- bindend. Tja, en dat zijn dan die regeltjes waar we eigenlijk liever een beetje van af willen?