Een garagehouder kreeg in 2012 bezoek van de Belastingdienst. Die constateerde dat er in de voorgaande jaren veel te weinig omzetbelasting was betaald. Het bedrijf gaf zijn administratiekantoor de schuld. Deze week kwam het in hoger beroep tot een uitspraak.
Zoals vrijwel altijd in dit soort zaken begon het allemaal plezierig. ‘Aansluitend op ons plezierig overleg bevestigen wij hierbij onze afspraken’ schreef M&M Administratie- en Belastingadviseurs in maart 2010 aan zijn nieuwe klant, een garagehouder. M&M zou, met terugwerkende kracht, de financiële administratie vanaf 2008 gaan verzorgen voor een vast bedrag van 1800 euro per jaar.
Elementaire fouten
Bij het opleveren van de jaarrekeningen 2009 en 2010 wees M&M de garagehouder op flinke ‘elementaire’ tekortkomingen in zijn administratie. ‘Met name de in- en verkoop van auto’s zijn niet allemaal goed gedocumenteerd. Niet altijd is duidelijk of het om een marge auto of een btw auto gaat. Soms zijn de inruilauto’s verrekend met de nieuwe verkoop van een auto zonder dat de verschillende bedragen uit de factuur zijn op te maken. De voorraad opgave van het RDW vermeldt een auto die niet in de administratie als inkoop is terug te vinden. Daarnaast kenmerkt het opbergen van de boekingbescheiden zich door een algehele slordigheid. Omdat door genoemde oorzaken niet overal is uit te komen en stukken niet meer traceerbaar zijn waren wij genoodzaakt een aantal afboekingen te doen.’ M&M liet weten geen enkele aansprakelijkheid te kunnen aanvaarden. De garagehouder beloofde beterschap.
Forse naheffing
In mei 2012 deed de Belastingdienst een boekenonderzoek bij de garagehouder en constateerde dat over de jaren 2008, 2009 en 2010 ruim 31 duizend euro te weinig aan omzetbelasting was afgedragen. Ook waren over de jaren 2008 en 2009 ten onrechte geen suppletieverzoeken zijn ingediend. De fiscus legde een naheffingsaanslag op plus een boete van € 3.140,- en € 2.440,- aan heffingsrente. De garagehouder vond dat de fout bij administratiekantoor M&M lag en weigerde nog langer zijn facturen te betalen. In mei 2013 stelde hij zijn boekhouders verantwoordelijk voor de financiële schade die hij had geleden. Drie jaar later leidde het tot het indienen van een schadeclaim van vijftigduizend euro aan het adres van M&M. Het administratiekantoor weigerde dit te betalen.
Twee vennoten
M&M had uit twee vennoten. Omdat één vennoot vanaf 2013 niet meer aan de VOF verbonden was, diende de garagehouder twee aparte vorderingen in bij de rechtbank. De vordering op de eerste vennoot werd afgewezen omdat deze boekhouder zich, volgens de rechtbank, kon beroepen op de contractueel overeengekomen uitsluiting van aansprakelijkheid. De vordering op de tweede vennoot werd echter toegekend, omdat deze niet ter zitting was verschenen en zich niet had verweerd.
Tekortgeschoten?
In hoger beroep ging het om de vraag of de boekhouders tekort waren geschoten in hun werkzaamheden. Ja, vond de garagehouder. Hij had immers een forse naheffingsaanslag omzetbelasting gekregen. Toen hij een ander administratiekantoor het werk van M&M liet overdoen, leidde dat tot een verlaging van de naheffing met vijfduizend euro. Zie je wel, zei de garagehouder: M&M heeft zijn werk niet goed gedaan. Maar het Gerechtshof ging niet mee in die redenering. Er bleef, ook in tweede instantie, immers nog steeds een fikse naheffing (ruim 27.000 euro) over. Dat was een gevolg van fouten in de administratie, niet van M&M, aldus het Hof. Bovendien had de garagehouder zijn gewraakte btw-aangiften ingediend toen hij nog klant bij een ander boekhoudkantoor was. M&M stond daarbuiten. En tot slot had de garagehouder onvoldoende de indruk kunnen wegnemen dat hij met opzet te weinig btw had afgedragen.
Het Hof wees deze week de vordering van de garagehouder af en zetten tegelijk een streep door de veroordeling van de tweede vennoot van M&M door de rechtbank.
Lees hier de uitspraak.
Geef een reactie