
De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) staat al enige tijd ter discussie. Voorstanders vinden dat de Belastingdienst de huidige fiscale regeling soms te beperkt toepast, maar er gaan ook stemmen op om de BOR juist af te schaffen of drastisch in te perken.
De kritiek luidt dat slechts een relatief kleine groep vermogenden voordeel geniet van de regeling en dat er door de complexiteit veel discussie is met de Belastingdienst. Volgens werkgeversorganisaties, fiscalisten en enkele politieke partijen is de fiscale regeling juist essentieel om de continuïteit van ondernemingen te waarborgen. Het kabinet heeft een evaluatie van de BOR aangekondigd, de uitkomsten daarvan worden dit jaar verwacht. De kans lijkt groot dat de huidige vrijstelling van erf- of schenkbelasting via de BOR wordt versoberd.
De bedrijfsopvolgingsregeling is vooral voor familiebedrijven een aantrekkelijke fiscale regeling. Ze geldt in veel gevallen als een belangrijke randvoorwaarde voor de overdracht van het bedrijf aan een volgende generatie. Tot een bedrag van € 1.134.403 (2022) aan ondernemingsvermogen geldt een 100% vrijstelling van schenk- of erfbelasting. Wel zijn er verschillende voorwaarden van toepassing om in aanmerking te komen voor de BOR. Zo moet het gaan om een onderneming waarin daadwerkelijk ondernemingsactiviteiten plaatsvinden. Bij een erfenis moet de overledene bovendien minimaal 1 jaar eigenaar van de onderneming zijn geweest, bij een schenking bestaat er de verplichting de onderneming minimaal 5 jaar voort te zetten.
Kritiek
Met name die voortzettingseis van vijf jaar levert geregeld kritiek op. De regeling zou daardoor te rigide zijn en een onderneming minder wendbaar maken nadat gebruik is gemaakt van de fiscale faciliteit. Bovendien zorgt de complexiteit van de BOR regelmatig voor discussies met de Belastingdienst over het toepassen van de regeling. Een ander belangrijk kritiekpunt is dat de regeling voornamelijk wordt gebruikt door een kleine, relatief rijke, groep. Het Centraal Planbureau (CPB) constateerde in 2019 in een onderzoek dat er vooral grote vermogens worden overgedragen via de BOR. De gemiddelde belastingdruk lag daarbij in peiljaar 2015 met 1,1% aanzienlijk lager dan gemiddeld. Het gemiddelde van schenkingen onder de BOR was dat jaar ongeveer een miljoen euro. Critici spreken dan soms ook over misbruik van de regeling door een klein groepje superrijken.
Evaluatie
De discussie over de toekomst van de bedrijfsopvolgingsregeling kwam in een stroomversnelling door twee rapporten. In die rapporten wordt gepleit de regeling af te schaffen of drastisch te versoberen (zie kader). Toenmalig staatssecretaris Snel van Financiën bood in 2020 het rapport Kansrijk Belastingbeleid van het Centraal Planbureau (CPB) en het pakket Bouwstenen voor een beter belastingstelsel aan de Tweede Kamer aan.
In de bouwstenennotitie worden verschillende opties op een rij gezet om het belastingstelsel grondig te hervormen, waaronder ook het versoberen van de BOR. Al eerder kondigde het vorige kabinet een evaluatie aan van de regeling. De uitkomsten daarvan worden later dit jaar verwacht, maar het lijkt al duidelijk dat de regeling op z’n minst zal worden versoberd. Steeds meer politieke partijen zijn daar voorstander van, de huidige coalitie schreef in het coalitieakkoord: ‘De continuïteit van familiebedrijven wordt ondersteund door (reële) bedrijfsopvolging eenvoudiger en eerlijker te maken. Tegelijkertijd wordt oneigenlijk gebruik van de regeling tegengegaan.’
Naast het vrijstellen van schenk- of erfbelasting bestaat de bedrijfsopvolgingsregeling in de inkomstenbelasting uit een zogenoemde doorschuifregeling richting de verkrijger. Welke opties benoemen het Centraal Planbureau en het ministerie van Financiën als het gaat om de bedrijfsopvolgingsregelingen?
Bouwstenen voor een beter belastingstelsel (ministerie van Financiën):
Kansrijk Belastingbeleid (Centraal Planbureau):
Bron: KPMG Meijburg |
Belang BOR
De kritische rapporten en de aangekondigde evaluatie deden veel stof opwaaien. Het afschaffen of versoberen van de BOR zou desastreuze gevolgen hebben, stellen ondernemersorganisaties MKB-Nederland en VNO-NCW bijvoorbeeld. KPMG Meijburg deed na de kritische rapporten een duit in het zakje met een internationaal vergelijkend onderzoek. Daarbij bracht de organisatie in kaart hoe het is gesteld met de fiscale behandeling bij de overdracht van familiebedrijven in 54 landen, regio’s en rechtsgebieden. ‘Gelet op de discussie die hierdoor is ontstaan, vonden wij het zinvol de Nederlandse regeling te vergelijken met die van grote en/of vergelijkbare economieën’, lichtte KPMG Meijburg toe. Het belastingadvieskantoor concludeerde dat het versoberen van de bedrijfsopvolgingsregeling Nederland ver op achterstand zou zetten ten opzichte van andere Europese landen. De regeling is vanwege de relatief strenge bezits- en voortzettingseisen nu al belemmerend voor opvolgers in familiebedrijven, stelt KPMG Meijburg.
Voorstellen voor aanpassing
Verschillende voorstanders van de BOR besloten als reactie op de ontwikkelingen om voorstellen te doen voor aanpassing. VNO-NCW en het Familiebedrijven Beraad vroegen tijdens de formatieperiode bijvoorbeeld aandacht voor het onderwerp. De twee organisaties wezen er behalve op de complexiteit van de regeling ook op dat de BOR niet goed werkt voor oude familiebedrijven waarbij het aandelenbezit door vererving versnipperd is. Daarom zou moeten worden aangesloten bij de Europese benadering. Die gaat niet enkel uit van het persoonlijk aandelenbezit, maar van het percentage aandelen dat in bezit is van de familie als geheel. Ondernemers willen vooraf bovendien graag meer duidelijkheid over de reële waarde van familiebedrijven en de vraag wat behoort tot het ondernemingsvermogen, om zo discussies met de fiscus te vermijden.
Ook het Register Belastingadviseurs (RB) deed als voorstander van de BOR enkele voorstellen voor verbetering. Reële bedrijfsopvolgingen zouden tot een ondernemingsvermogen van € 5 miljoen geheel moeten worden vrijgesteld van belastingheffing, en vastgoed dat niet wordt ingezet voor eigen gebruik in een materiële onderneming zou bij wet moeten worden aangemerkt als overig vermogen. Daarnaast stelt het RB versoepeling voor met betrekking tot het voortzettingsvereiste bij faillissement van bonafide ondernemers als gevolg van de coronacrisis.
Auteur: Misha Hofland
Deze bijdrage komt uit de tweede editie van het AV-magazine dat gaat over bedrijfsoverdracht. Dit magazine is verschenen in mei 2022.
Geef een reactie