Een in 2020 berispte accountant van PwC heeft tevergeefs zijn veroordeling aangevochten bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven. Volgens het College heeft hij meer fouten gemaakt dan waarvoor de Accountantskamer hem de maatregel van berisping oplegde.
Phanos was een flinke speler in de vastgoedwereld en werd bekend als hoofdsponsor van voetbalclub FC Utrecht. Het vastgoedbedrijf was ook verantwoordelijk voor de bouw van het zwaar verlieslijdende Drentse vakantiepark Hof van Saksen. In 2012 gingen Phanos en een serie dochterbedrijven failliet en lieten een schuld van ruim 500 miljoen euro na. In totaal gingen behalve Phanos zelf liefst 50 aan haar gelieerde vennootschappen failliet.
Klacht curator tegen PwC’er
PwC was vanaf boekjaar 2006 controlerend accountant van Phanos en de aan haar gelieerde vennootschappen. De RA was sinds boekjaar 2010 verantwoordelijk partner. De curator in het faillissement spande een zaak tegen hem aan bij de Accountantskamer en verweet de PwC’er zijn taak niet voldoende professioneel-kritisch te hebben uitgevoerd omdat hij volgens haar onvoldoende had getoetst of de jaarrekening 2010 aan het inzichtvereiste voldeed, hij niet of onvoldoende had getoetst of sprake was van een getrouwe weergave van het vermogen van Phanos over 2010 en hij er niet voor had gezorgd dat zijn controledossier voldoende inhoud had om de controle nog te reconstrueren en te verklaren.
Berisping
De Accountantskamer verklaarde in 2020 een deel van de klachten van de curator ongegrond, maar zag ook fouten bij de PwC’er. Zo vond de tuchtrechter dat de RA onvoldoende kritisch was geweest op de juistheid van de rubricering van enkele posten en de verwarring die een onjuiste rubricering met zich kan brengen. Hij had zonder nadere toelichting van de voorraden en de onderhanden projecten bij de jaarrekening naar het oordeel van de Accountantskamer niet mogen instemmen met de in de in de jaarrekening gevolgde wijze van presenteren. Ook vond de Accountantskamer dat er sprake was van tegenstrijdige informatie op het punt van de haalbaarheid van grootschalige woningbouw op het vakantiepark en de termijn waarop deze woningbouw eventueel kon plaatsvinden. De conclusie was dat de RA onvoldoende professioneel-kritisch was geweest en in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid had gecontroleerd. De accountantskamer legde een berisping op.
Hoger beroep
Zowel de curator als de PwC’er gingen in hoger beroep bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven. Beiden hadden veel ‘hogerberoepsgronden’ (er wordt niet meer van ‘grieven’ gesproken) die stuk voor stuk behandeld werden. Hogerberoepsgrond 6 van de curator met betrekking tot het verwijt in klachtonderdeel 11 over de verwerking van de vrijval in de jaarrekening 2010 slaagde. De accountantskamer had dit klachtonderdeel ten onrechte ongegrond verklaard, aldus het College. Ook hogerberoepsgrond 7 van de curator met betrekking klachtonderdeel 12 trof doel. De accountantskamer had dit klachtonderdeel ten onrechte onbesproken gelaten. De PWC’er kreeg op geen enkele grond gelijk.
Maatregel blijft staan
Omdat er twee gegronde klachtonderdelen waren bijgekomen, vond het College dat er geen aanleiding was de PWC’er een andere maatregel dan de maatregel van berisping op te leggen. Deze maatregel achtte het College, gelet op de aard en ernst van de geconstateerde overtreding, passend en geboden. Maar er was ook geen zwaardere maatregel nodig. Zo vond het College van belang dat de betrokken accountant blijk had gegeven van een kritische blik wat betreft het geboden inzicht in de continuïteit van Phanos. Bovendien was van belang dat betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk was veroordeeld.
Lees hier de uitspraak.
Geef een reactie