Certificering van aandelen heeft als doel het scheiden van zeggenschap en economisch belang van aandelen. Certificering van aanmerkelijkbelangaandelen kan fiscale gevolgen hebben. In een artikel in het Tijdschrift Familiebedrijven bespreken auteurs Mr. V.A.C. van den Broek en Mr. C.L.M. Brouwers (beiden werkzaam bij de Belastingdienst) enkele van die fiscale gevolgen, waaronder die in het kader van het vervreemdingsbegrip in box 2 voor de inkomstenbelasting, de aandelenfusiefaciliteit van art. 3.55 Wet IB 2001 en het bezits- en voortzettingsvereiste ten behoeve van de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet. Een samenvatting vind je hier.
Een civiele of fiscale definitie van certificering ontbreekt. Door het certificeren van aanmerkelijkbelangaandelen wordt de zeggenschap die kan worden uitgeoefend op deze aandelen, overgedragen aan de STAK. De STAK wordt juridische eigenaar van de aandelen en beheert de aandelen voor rekening en risico van de certificaathouder. De STAK heeft een bestuur. De certificaathouder heeft in beginsel het economische belang bij de onderliggende aandelen. In de praktijk is het doel van certificering het scheiden van zeggenschap (juridische gerechtigdheid) en economisch belang. Dit gebeurt vaak bij of vooruitlopend op bedrijfsoverdrachten.
Certificering van ab-aandelen is in beginsel een vervreemding, omdat de aandelen ten gevolge van de certificering overgaan in het vermogen van een ander, namelijk de STAK. In het Besluit van 9 maart 2018 heeft de Staatssecretaris van Financiën aangegeven onder welke voorwaarden de certificering niet leidt tot een vervreemding voor het aanmerkelijk belang. De vraag is of de voorwaarden van de staatssecretaris uitputtend zijn of ook in andere gevallen dan genoemd in het besluit de certificering niet leidt tot een vervreemding. Van belang is dan ook het begrip ‘vervreemding’ welk begrip door de Hoge Raad nader is ingevuld.
Door de ‘standaard’ certificering wordt enkel afstand gedaan van het zeggenschapsrecht. Het (al dan niet) volledige economische belang bij de aandelen blijft bij de certificaathouder. In dat geval is er voor de aanmerkelijkbelangregeling geen vervreemding. De transactie leidt immers niet tot een winstrealisatie en de economische betekenis van de certificaten kan op één lijn worden gesteld met de economische betekenis van de aandelen. In die situatie, waarbij de certificaten te vereenzelvigen zijn met de aandelen, kan in bepaalde omstandigheden een uitdeling worden toegerekend aan de certificaathouder, ondanks dat de bestuurder van de STAK een ander dan de certificaathouder is.
Pas als door de certificering vermogensrechtelijke aanspraken op de winstreserves van de vennootschap of soortgelijke rechten overgaan op een ander is sprake van een vervreemding. Zolang het volledig economische belang bij de aandelen behouden blijft, is hiervan geen sprake.
Dit laatste is in elk geval het geval, indien de certificaten het economische eigendom van de onderliggende aandelen vertegenwoordigen. Uit de jurisprudentie blijkt dat van economisch eigendom sprake is ingeval de volgende belangen worden gehouden:
- het volledige belang bij waardemutaties;
- het volledige belang bij tenietgaan;
- het volledige genot.
Als (een deel) van het economisch belang wordt overgedragen, is volgens ons sprake van een vervreemding. Op dat moment zullen namelijk aandeelhoudersrechten overgaan naar een ander, waardoor de economisch betekenis niet meer exact hetzelfde is. Ook na de vervreemding van een deel van het economisch belang kan de certificaathouder nog steeds ab-houder zijn. Voor het zijn van ab-houder is namelijk economisch belang vereist. Hoeveel economisch belang exact moet worden gehouden voor het zijn van ab-houder is nog niet uitgekristalliseerd. Dat de certificaathouder na de vervreemding nog steeds ab-houder is, doet niets af aan het constateren van de vervreemding.
In de praktijk zien wij regelmatig voorafgaand aan de bedrijfsopvolging herstructureringen, waaronder aandelenfusies. Ingeval van aandelen die gecertificeerd zijn verdient de aandelenfusie extra aandacht. Op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad is bij een aandelenfusie sprake van een vervreemding. Art. 4.41 lid 1 jo. 3.55 Wet IB 2001 bepaalt dat onder voorwaarden geen sprake is van een vervreemding. Een van die voorwaarden is dat de verkrijgende vennootschap meer dan de helft van de stemrechten verwerft in de overgedragen vennootschap (stemrechtcriterium). Ingeval van een aandelenfusie met een vennootschap waarvan de aandelen zijn gecertificeerd leidt dit veelal tot problemen. Immers zal de vennootschap die de certificaten van aandelen verkrijgt, niet de zeggenschap in de overgenomen vennootschap krijgen, nu die zeggenschap reeds bij het bestuur van de STAK ligt. Het devies zou dan ook moeten zijn om steeds voorafgaand aan een aandelenfusie de aandelen te decertificeren. Indien daarbij geen rechten overgaan in het vermogen van een ander, is geen sprake van een vervreemding.
Een ander punt van aandacht bij certificering is de bezits- en de voortzettingsperiode voor toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling van artikel 35b e.v. Successiewet 1956. Certificering gedurende de bezits- of de voortzettingsperiode zou geen problemen moeten opleveren, mits en zolang de certificaten zijn te vereenzelvigen met de onderliggende aandelen.
Mr. V.A.C. van den Broek (l) en Mr. C.L.M. Brouwers (r) zijn beiden werkzaam binnen Landelijk team Zeer Vermogende Personen bij de Belastingdienst.
Het volledige artikel: Gevolgen certificeringen aanmerkelijkbelangaandelen
Geef een reactie