
Een vader en zoon kregen onenigheid over de financiële ontvlechting van hun gezamenlijke rederij in Spijkenisse. De zoon vindt dat een RA en een AA teveel op de hand van zijn vader waren en een verkeerd winstverdelingspercentage opnamen in de door hen samengestelde jaarrekeningen. Hij diende daarover een tuchtklacht in bij de Accountantskamer, maar daar wordt geoordeeld dat de accountants niets valt te verwijten.
Financiële ontvlechting vof
De zoon sloot in 2011 een vennootschapsovereenkomst met zijn vader. Met hun gezamenlijke onderneming rederij Walsma vof waren de twee actief in de binnenvaart. In 2020 kwam de zoon tot de conclusie dat zijn werktijden als ondernemer in de binnenvaart moeilijk te combineren waren met het hebben van een gezin. Hij liet daarop zijn vader weten dat hij met ingang van 1 januari 2021 uit zou treden uit de vof. Tussen junior en senior ontstond vervolgens een geschil over de financiële ontvlechting van de onderneming. In juni 2021 wisten beiden wel een schikking te bereiken waarbij onder meer is overeengekomen dat senior € 89.000 betaalt aan zijn junior.
Accountants
De twee schippers waren al die tijd qua fiscale en andere financiële werkzaamheden begeleid door de RA en de AA. Eerst vanuit het administratiekantoor waar beiden werkten, sinds 2016 vanuit het accountantskantoor waar het administratiekantoor mee samenwerkte en waar de beide accountants ook in dienst traden. De RA was samenstellend accountant van de vof voor wat betreft de boekjaren 2016 en 2017, de AA bij de boekjaren 2018 en 2019.
Tuchtklacht
De zoon kreeg enige tijd nadat hij zijn voornemen om uit te treden uit de vof bekend had gemaakt de in 2011 ondertekende vennootschapsovereenkomst onder ogen, waarin in artikel 9 een regeling voor de jaarlijkse verlies- en winstverdeling is opgenomen. De zoon en zijn nieuwe accountant stelden daarna de jaarlijks in de jaarrekening vastgestelde winstverdeling ter discussie. Dat leidde er uiteindelijk toe dat de zoon een tuchtklacht tegen de accountants indiende. Daar verweet hij hen dat ze hebben nagelaten om te controleren of in de jaarrekeningen over 2011 tot en met 2015 van de vof op juiste wijze toepassing is gegeven aan de verdeling van de winst. Bovendien zou de RA en de AA zijn te verwijten dat ze de in de eerdere jaarrekeningen gemaakte (vermeende) fout hebben overgenomen. De AA werd bovendien verweten dat hij zich niet onafhankelijk en objectief opgesteld nadat de zoon kenbaar had gemaakt dat hij uit de vof wilde treden.
Oordeel Accountantskamer
De Accountantskamer verklaart de klacht ongegrond. De accountants hebben gemotiveerd betoogd dat het reeds vanaf 2011 de bedoeling van vader en zoon is geweest om flexibiliteit te hebben bij de winstverdeling. Toegelicht is dat het vooralsnog de bedoeling van vader en zoon was om, na toekenning van de arbeidsvergoeding, een andere winstverdeling toe te passen dan 75% voor senior en 25% voor junior. Hiertoe bood het vierde lid van artikel 9 van de vennootschapsovereenkomst de mogelijkheid. De zoon heeft hiertegen pas voor het eerst geprotesteerd nadat hij zijn voornemen om te treden uit de vof had bekendgemaakt. Niet gebleken is dat de verdeling van de winst over de boekjaren 2016 tot en met 2019 niet zorgvuldig door betrokkenen met vader en zoon is besproken. De zoon heeft ter zitting ook erkend dat de jaarrekening en winstverdeling jaarlijks met hem zijdens het accountantskantoor werd besproken en had als ondernemer een eigen verantwoordelijkheid. Het had op zijn weg gelegen om de winstverdeling tijdens de besprekingen in verband met de jaarrekening aan de orde te stellen, indien hij meende dat deze onjuist was weergegeven in de conceptjaarrekening. Dat heeft hij gedurende vele jaren niet gedaan. Onder deze omstandigheden hoefden de RA en AA hierover dan ook geen nadere vragen te stellen. Dat zoals de zoon aanvoert op het punt van de winstverdeling sprake is van “fouten” die de accountants hebben overgenomen, is niet vast komen te staan.
De Accountantskamer is daarom van oordeel dat niet is gebleken dat de accountants voor wat betreft de winstverdeling binnen de vof gehandeld hebben in strijd met enig fundamenteel beginsel.
Bedreiging onafhankelijkheid en objectiviteit
De Accountantskamer stelt vast dat de zoon weliswaar heeft gesteld dat de AA zich niet onafhankelijk en objectief opstelt en alleen oog heeft voor het belang van zijn vader, maar dat hij deze stelling slechts in zeer algemene bewoordingen heeft onderbouwd. Hierbij komt dat de AA gemotiveerd heeft toegelicht dat hij, nadat de zoon kenbaar had gemaakt dat hij uit de vof wilde treden, hem heeft meegedeeld dat hij niet zowel vader als zoon als accountant kon bijstaan en dat het gelet op de ontstane discussie over de winstverdeling verstandig was om een eigen financieel adviseur te zoeken.
Begin 2021 heeft klager vervolgens een financieel adviseur in de arm genomen. Naar het oordeel van de Accountantskamer was de beoordeling door de AA, dat sprake was van een bedreiging van zijn objectiviteit en de door hem getroffen maatregel om de zoon erop te wijzen dat het verstandig was om een eigen financieel adviseur te zoeken, onder de gegeven omstandigheden voldoende om zijn objectiviteit te waarborgen. Dit is te meer zo nu zich eind oktober 2020 iemand namens de zoon meldde die aangaf mee te willen kijken als “deskundig oog”. Dat de AA een conceptjaarrekening 2020 voor de vof heeft samengesteld is op zichzelf genomen niet klachtwaardig. De jaarrekening 2020 was immers nodig voor de afwikkeling van de uittreding uit de vof en is daartoe mede in overleg met de advocaat van de zoon door de AA samengesteld.
De Accountantskamer is gelet op het voorgaande van oordeel dat niet is gebleken dat de AA voor wat betreft dit klachtonderdeel gehandeld heeft in strijd met enig fundamenteel beginsel.
Uitspraak: 22-1688 en 1689 RA en AA
Erg vervelend dat een familie relatie door het gelijk te willen bewijzen op het spel gezet is. Vader en zoon toch, het lijkt , alhoewel erg laat, tijd voor een mediation. Wellicht is er met wat magie van de mediationtafel een oplossing en relatie herstel mogelijk