
Zou een RA als vriendendienst belastingaangiften en deponeringen van jaarrekeningen verzorgen en had ze correspondentie van de Belastingdienst en de Kamer van Koophandel moeten doorsturen naar haar voormalige zakenpartners? Over die vragen boog de Accountantskamer zich onlangs.
Een buitenlandse advocaat die specialist is op het terrein van de internationale wapenhandel maakte de gang naar de tuchtrechter. De advocaat ging in 2013 met de RA en een derde een samenwerkingsverband aan met het oog op adviesverlening op het gebied van international trade compliance. De samenwerking liep stuk en dat leidde uiteindelijk tot een tuchtklacht van de advocaat tegen de RA, die destijds accountant in business was. De Accountantskamer vindt echter dat de klachten onvoldoende onderbouwd zijn en verklaart ze ongegrond.
Advisering over compliance bij internationale wapenhandel
De gezamenlijke BV zou zich gaan richten op adviesverlening op het gebied van international trade compliance, in het bijzonder op het terrein van de naleving van regelgeving met betrekking tot internationale wapenhandel. De BV was aanvankelijk gevestigd op het huisadres van de RA, in 2016 is het kantoor verhuisd naar een andere plaats. De buitenlandse advocaat hield zich vooral bezig met het juridisch adviseren van klanten en het verzorgen van trainingen. In 2014 werd ook een coöperatie opgericht. De RA was daar sinds de oprichting bestuurder van. Ook de coöperatie was ingeschreven op het woonadres van de accountant. In het najaar van 2020 werd het adres op verzoek van de RA gewijzigd.
Tuchtklacht
De accountant was aanvankelijk bestuurder van de BV, maar vertrok daar medio 2020 nadat er een geschil was ontstaan met haar twee zakenpartners. Tussen de zakenpartners enerzijds en de RA anderzijds zijn sindsdien diverse gerechtelijke procedures gevoerd bij meerdere instanties. De advocaat en de coöperatie stappen ook naar de Accountantskamer. Volgens klagers heeft de RA gehandeld in strijd met de voor haar geldende gedrags- en beroepsregels. Ze zou hebben aangeboden om als vriendendienst de boekhouding en de financiën van de onderneming te verzorgen, waaronder het deponeren van jaarrekeningen, wat zij niet heeft gedaan. Daardoor kregen de klagers ambtshalve aanslagen en boetes opgelegd. Ook zou zij zonder toestemming belastingaangifte hebben gedaan voor de onderneming, een belastingteruggave hebben ontvangen en correspondentie van de Belastingdienst en de Kamer van Koophandel hebben achtergehouden.
Accountant ontkent
De RA ontkent dat was afgesproken dat zij de administratie en de financiën van de coöperatie zou verzorgen. Zij ontkent dat zij dit heeft gedaan en zij kan zich ook geen belastingaangifte namens het bedrijf herinneren. Zij stelt dat zij post voor de coöperatie die zij op haar thuisadres ontving heeft meegenomen naar het kantoor van de gezamenlijke BV, waar zij deze in een voor klager bestemde hangmap deed. Zij wijst erop dat klager regelmatig in de vestigingsplaats van de BV aanwezig was en dat hij een eigen kamer had in het pand. De accountant stelt dat zij na haar vertrek alles heeft achtergelaten en geen stukken meer van de coöperatie heeft. Ze herinnert zich wel dat zij zo nu en dan financiële informatie heeft verschaft aan klagers echtgenote, die de buitenlandse belastingaangiften van klager verzorgde.
Oordeel Accountantskamer
De Accountantskamer stelt vast dat de verklaringen van partijen over wat al dan niet tussen hen is afgesproken op belangrijke punten tegenover elkaar staan. De Accountantskamer kan niet zelf, buiten partijen om, vaststellen wat destijds tussen partijen is afgesproken en wat is voorgevallen. De Accountantskamer moet afgaan op wat partijen hierover hebben aangeleverd en verklaard.
Als algemeen uitgangspunt bij de beoordeling van klachten door de Accountantskamer geldt dat het in beginsel aan een klager is om feiten en omstandigheden te stellen en – in geval van (gemotiveerde) betwisting – aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat een accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Klagers hebben weliswaar gesteld dat de RA de verplichting om belastingaangiften en deponeringen van jaarrekeningen voor de coöperatie te verzorgen op zich heeft genomen, maar zij hebben deze stelling niet aannemelijk gemaakt. Het enkele feit dat betrokkene post die bestemd was voor de coöperatie, waaronder inlogcodes voor correspondentie met de Belastingdienst, op haar woonadres heeft ontvangen, bewijst de gestelde afspraak niet en ook niet dat zij deze taken op zich heeft genomen. Uit de handgeschreven vermelding van het toenmalige e-mailadres van betrokkene bij de gezamenlijke BV, in de kantlijn van de overgelegde brief van de Belastingdienst van 23 juli 2014, kan evenmin worden geconcludeerd dat betrokkene deze verplichtingen op zich heeft genomen. Nu klagers geen duidelijkheid hebben kunnen verschaffen over deze vermelding kan hieruit niet worden afgeleid dat er een overeenkomst tot stand is gekomen met de door klagers gestelde inhoud, oordeelt de Accountantskamer. Ter zitting hebben klagers verklaard dat de RA “als vriendendienst heeft toegezegd om te helpen” en dat zij de “verwachting hadden” dat ze deze werkzaamheden voor hen zou verrichten. Voor zover zij bedoelen dat daarmee een mondelinge afspraak is gemaakt had het op de weg van klagers gelegen om deze stelling te onderbouwen met concrete feiten en omstandigheden. Dat hebben klagers echter nagelaten.
Belastingaangiften
Klagers hebben vervolgens gesteld dat de accountant zonder toestemming van klager daadwerkelijk belastingaangiften heeft gedaan namens de coöperatie, maar zij hebben deze stelling niet aannemelijk gemaakt. Klagers hebben weliswaar aangetoond dat een aangifte vennootschapsbelasting over 2016 namens de coöperatie is ingediend, maar uit de overgelegde stukken blijkt niet dat de RA deze aangifte namens de coöperatie heeft gedaan. Het lag op de weg van klagers om de stelling dat betrokkene belastingaangiften namens de coöperatie heeft gedaan en dat zij belastingteruggaven heeft ontvangen te onderbouwen.
Pas op de zitting heeft mr. Sweerts in tweede termijn namens klagers verklaard dat uit een back-up op de harde schijf van betrokkenes laptop bij de gezamenlijke BV is gebleken dat de namens de coöperatie gedane belastingaangifte afkomstig is van deze laptop. Wat daarvan ook zij, dit is een nieuwe stelling, die niet met enig stuk is onderbouwd, en in een zodanig laat stadium van de procedure is ingebracht, dat de Accountantskamer aan deze stelling voorbij gaat.
Ook de overige klachtonderdelen worden als onvoldoende onderbouwd beoordeeld. De Accountantskamer verklaart de klacht dan ook ongegrond.
Uitspraak: 22-1253 RA
Geef een reactie