
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft zich in hoger beroep uitgesproken over de rol van forensisch accountant Peter Schimmel bij een onderzoek naar de interne klachtenafhandeling van klokkenluidersmeldingen bij energiereus Vattenfall.
Onderzoek
Schimmel kreeg in 2017 van het management van Vattenfall opdracht om onderzoek te doen naar de wijze waarop de klachten van twee klokkenluiders in een intern onderzoek waren behandeld en afgedaan. In zijn rapport concludeerde de RA dat de klachten naar behoren waren afgehandeld. Ook ging hij akkoord met een persbericht van het bedrijf waarin werd vermeld dat hij de uitkomst van het interne onderzoek onderschreef.
Accountantskamer
De klokkenluiders dienden klachten tegen hem in bij de Accountantskamer. Die verklaarde zes van de tien klachtonderdelen begin 2021 gegrond. De Accountantskamer verweet de accountant onder meer dat hij niet integer had gehandeld en legde een doorhaling van drie maanden op.
Hoger beroep
Dit laatste verwijt houdt in hoger beroep geen stand. Het CBb oordeelt dat twee klachtonderdelen weliswaar terecht gegrond zijn verklaard, maar dat Schimmel daarbij niet in strijd met het beginsel van integriteit heeft gehandeld. Wel heeft de accountant het beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid geschonden. Het CBb is het met de klagers en de Accountantskamer eens dat de accountant zich veel kritischer had moeten opstellen. Het CBb legt Schimmel wel een lichtere maatregel op, de maatregel van berisping, ook omdat enkele klachtonderdelen alsnog ongegrond worden verklaard.
Reactie Schimmel
Op LinkedIn heeft Schimmel dinsdagochtend zelf gereageerd op de uitspraak:
“Zojuist vernomen dat het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) vandaag concludeert (ECLI:NL:CBB:2023:168) dat de eerder door de Accountantskamer op 12 februari 2021 tegen mij uitgesproken 3 maanden schorsing niet wordt bevestigd. Overigens rest er wel degelijk een gegronde klacht tegen mij, omdat ik heb verzuimd een persbericht van mijn klant Vattenfall uit 2018 te weerspreken, waarin een conclusie van mij onjuist werd aangehaald. Voorts zou ik onvoldoende kritisch zijn geweest waar het gaat om een al dan niet geoorloofd gesprek. Bovendien heb ik niet voorkomen dat een niet-betrokkene meende dat hij betrokkene zou zijn geweest in een onderzoek dat hem niet-betrof. Het zij zo. In alle eerlijkheid en oprechtheid, maak ook ik wel eens fouten. Ik kan goed leven met de ontvangen reprimande.”
Geef een reactie