
Na een echtscheiding tussen een ondernemer en zijn vrouw bleef er jarenlang een conflict spelen over de verdeling van pensioenrechten. De advocaat van de man vroeg een RA om als partijadviseur een rapportage op te stellen die gebruikt kon worden in een procedure bij het gerechtshof Den Haag. Dat levert de accountant nu een tuchtrechtelijke veroordeling op, want na een klacht van de ex-echtgenote oordeelt de Accountantskamer dat de RA fouten heeft gemaakt. Een tijdelijke doorhaling van een maand is op z’n plaats, oordeelt de tuchtrechter.
Rapportage
De ondernemer was dga van een BV. Sinds 1 januari 2013 verrichtte hij zijn werkzaamheden vanuit zijn eenmanszaak. De echtscheiding vond al in 2008 plaats, maar werkt dus nog altijd door. De accountant aanvaardde de opdracht om een rapportage op te stellen op 19 januari 2022. Het doel van de rapportage was om in kaart te brengen of het verrichten van de ondernemingsactiviteiten van de ondernemer in de eenmanszaak voorzienbaar nadelig zijn geweest voor de BV, waarin de pensioenverplichting aan de echtgenote waren ondergebracht.
Tuchtklacht: toetsingskader partijadviseur gerechtelijke procedure
De ex-echtgenote diende vervolgens een tuchtklacht in over het werk dat de accountant afleverde, en benoemde daarbij een groot aantal punten die tuchtrechtelijk verwijtbaar zouden zijn.
De Accountantskamer constateert allereerst dat de RA als partijadviseur een rapport heeft opgesteld voor gebruik in een gerechtelijke procedure. ‘De Accountantskamer heeft in eerdere zaken het daarvoor relevante toetsingskader als volgt ingevuld. Indien een accountant werkzaamheden verricht waarvan het van meet af aan duidelijk is, dat een rapport dient ter ondersteuning van een standpuntinname van de opdrachtgever in een (gerechtelijke) procedure en in een procedure zal worden overgelegd, dient de accountant ervoor te zorgen dat zijn rapport de objectieve waarheidsvinding door de rechter niet belemmert. In het maatschappelijk verkeer verleent het enkele feit dat de rapporteur accountant is immers gezag aan wat hij heeft gerapporteerd en een accountant moet naast het belang van zijn opdrachtgever op grond van artikel 2 VGBA ook het algemeen belang dienen. Van een belemmering van de waarheidsvinding kan bijvoorbeeld sprake zijn indien de inhoud van de rapportage vooral is toegespitst op het belang van de opdrachtgever, niet volledig en/of (op onderdelen) tegenstrijdig is, niet op deugdelijk onderzoek is gebaseerd of ten onrechte geen voorbehouden of beperkingen bevat. Indien de accountant in zijn rapport conclusies trekt, dienen deze een deugdelijke grondslag te hebben en zal uit het rapport duidelijk moeten blijken op welke bevindingen de conclusies zijn gebaseerd en aan welke bronnen de accountant zijn conclusies heeft ontleend.’
Discutabele aannames
De Accountantskamer is onder meer van oordeel dat de opdracht en de wijze waarop de RA daarover heeft gerapporteerd, niet voldoet aan de bepalingen van Standaard 5500N en dat de accountant in het door hem opgestelde rapport ten onrechte naar deze Standaard heeft verwezen. Hij heeft hiermee gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Alle klachtonderdelen overziende komt de Accountantskamer tot de conclusie dat de klacht gegrond is voor wat betreft de verwijzing in het rapport naar Standaard 5500N en voor wat betreft het handelen in strijd met NBA-handreiking 1127, voor wat betreft de verwerking van de BTW-posities van de BV en van de eenmanszaak en voor wat betreft de onderbouwing van de kosten in verband met het arbeidsongeschiktheidsrisico.
Doorhaling
Omdat de klacht gedeeltelijk gegrond is, kan een tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd. De maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van één maand is in dit geval passend en geboden, oordeelt de Accountantskamer.
‘Daarbij is in aanmerking genomen dat betrokkene laakbaar heeft gehandeld door in strijd met de fundamentele beginselen van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en van objectiviteit een eenzijdig rapport op te stellen, met aannames die op zijn minst genomen discutabel zijn, zonder inzicht te verschaffen in (de cijfermatige gevolgen van) mogelijke alternatieven. Dat klemt te meer nu betrokkene wist dat zijn deskundigenrapport bedoeld was om gebruikt te worden in een echtscheidingsprocedure bij het gerechtshof. Door het ontbreken van alternatieve aannames en daarmee berekeningen in dit rapport, heeft de door betrokkene getrokken conclusie (dat geen financiële ruimte is voor het doen van pensioenuitkeringen) verregaande negatieve consequenties voor klaagster in de procedure bij het gerechtshof. Betrokkene heeft door de aannames en keuzes die hij in zijn rapport heeft gemaakt, te veel het belang van zijn cliënt voor ogen gehad (en de belangen van de wederpartij van zijn cliënt daaraan ondergeschikt gemaakt) en hij heeft hiermee de waarheidsvinding belemmerd. Ook is meegewogen dat betrokkene ter zitting geen dan wel onvoldoende inzicht heeft getoond in het laakbare karakter van zijn handelen.’
Uitspraak: 22-927 RA
Geef een reactie