
Het blijft netelig, de positie van de accountant op het moment dat er een zakelijk conflict ontstaat tussen vennoten bij een klant. Een onlangs uitgeschreven AA was jarenlang de accountant van een familiebedrijf waar twee broers op een bepaald moment onenigheid kregen. De Accountantskamer oordeelt nu dat de accountant zijn rol in het conflict onvoldoende duidelijk heeft gemaakt, waardoor een bedreiging van zijn objectiviteit is ontstaan. Hij heeft die bedreiging onvoldoende onderkend en ten onrechte een maatregel daartegen achterwege gelaten. Daarnaast heeft de voormalige AA financiële informatie aan de ene broer niet op gelijke wijze als met de andere broer willen delen. De Accountantskamer legt de maatregel van berisping op.
Familiebedrijf
De beide broers waren met hun persoonlijke BV’s bestuurder en ieder voor de helft aandeelhouder van een winkel met een assortiment landbouwartikelen, gereedschap, huishoudelijke artikelen, etc. De BV waar de winkel mee wordt gedreven is sinds meer dan 90 jaar een familiebedrijf. De ene broer verrichtte reparatie- en monteurswerkzaamheden aan onder meer tuinmachines vanuit de werkplaats bij de winkel. De andere broer was verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van het winkelbedrijf; hij verzorgde de inkoop en het algemeen management.
Het accountantskantoor van de AA verzorgde de fiscale aangiftes, samenstelling van de jaarrekeningen van de drie vennootschappen, publicatiebalansen en administratieve ondersteuning. De administratie werd sinds medio ’90 gedaan door een assistent-accountant in dienst van het accountantskantoor. Zij bezocht tweemaal per maand de onderneming om onder meer de financiële administratie te verzorgen.
Gezondheidsproblemen
Eind oktober 2021 legde de broer die zich met reparatie- en montage bezighield zijn werkzaamheden neer wegens gezondheidsproblemen. Kort daarna vonden twee besprekingen plaats over de toekomst van het bedrijf, waar de broer met gezondheidsproblemen geen deel meer van uit zou maken. De AA leverde een notitie aan de broer die door zou gaan, waarin drie opties werden beschreven voor de toekomst. Er ontstond echter onenigheid tussen de broers over afwikkeling en de vraag of er nu wel of geen overeenkomst over de verkoop van aandelen was.
Tuchtklacht
De broer die zijn werkzaamheden heeft neergelegd diende daarop een tuchtklacht in tegen de AA. De klachtonderdelen zijn gebaseerd op het standpunt dat de voormalige accountant in strijd heeft gehandeld met het fundamentele beginsel van objectiviteit. De Accountantskamer verklaart de klacht deels gegrond.
De tuchtrechter constateert in de uitspraak onder meer dat de positie van de accountant lastig kan zijn als vennoten uit elkaar gaan. ‘Het optreden als accountant voor een vennootschap heeft een inherent risico in zich dat de objectiviteit wordt bedreigd, omdat de accountant te maken heeft met vennoten of aandeelhouders die tegengestelde belangen kunnen hebben. Die situatie wordt nog prangender wanneer vennoten besluiten om hun samenwerking te beëindigen en er een verdeling van de vermogensbestanddelen plaats moet vinden.’
Onvoldoende bewust van positie
De Accountantskamer is van oordeel dat de AA zich onvoldoende bewust is geweest van zijn positie en te weinig invulling heeft gegeven aan het beginsel van objectiviteit. Daarbij is onder meer relevant dat hem bekend was dat er al langere tijd, al voordat de broers kenbaar maakten dat zij de samenwerking wilden beëindigen, sprake was van frictie tussen hen. ‘Dat gegeven vereist dat de accountant nog meer dan anders alert is op bedreigingen van zijn objectiviteit.’
Uiteenlopende belangen
De frictie tussen de broers culmineerde in de uitgesproken wens tot uittreding, hetgeen de AA ter ore was gekomen. Daarna ging het mis, constateert de tuchtrechter: ‘Zonder dat betrokkene een expliciete opdracht daartoe had, heeft hij op 4 november 2021 overleg gevoerd met klagers om de uitgesproken wens helder te krijgen. Dat is op zichzelf geen klachtwaardig handelen, maar het had betrokkene wel duidelijk moeten zijn dat vanaf 4 november 2021 de belangen van klagers en de broer nadrukkelijk uit elkaar zijn gaan lopen. Immers, er lag een voorstel van de broer tot verdeling van de aandelen in [het familiebedrijf, red.] en de onroerende goederen, en klagers zouden een tegenvoorstel doen. Het voortzetten van de relaties met klager en de broer en hun vennootschappen vraagt in een dergelijke geval om een herbevestiging van de rol van betrokkene. Betrokkene had moeten uitleggen dat zijn rol als accountant in het licht van de ontstane situatie gecompliceerd was geworden en de vraag moeten voorleggen of partijen zich dat wel realiseerden en of hij wel door kon als accountant van beiden. Of hij had erop moeten wijzen dat het wellicht aanbeveling verdiende dat beide partijen een eigen adviseur in de arm namen. Betrokkene heeft zo’n herbevestiging niet gevraagd.’
Rol niet duidelijk gemaakt
Het in strijd handelen met het fundamentele beginsel van objectiviteit kwam ook tot uiting tijdens de besprekingen tussen de broers, oordeelt de Accountantskamer:
‘Op 12 november 2021 vond een bespreking plaats tussen klagers en de broer over de uittreding van klagers uit [het familiebedrijf, red.]. Betrokkene was daarbij aanwezig, maar heeft toen niet duidelijk gemaakt wat zijn rol bij die bespreking was. Ook naar aanleiding van vragen ter zitting op dat punt kon betrokkene niet uitleggen welke rol hij tijdens die bespreking had. Betrokkene stelt dat hij eventueel vragen had kunnen beantwoorden, maar dat hij zich hoofdzakelijk op de achtergrond hield om niet in de onderhandelingen te treden. Op zichzelf is het afzijdig houden een voorbeeld van een maatregel die ertoe leidt dat de accountant zich houdt aan de fundamentele beginselen (art. 21 lid 1 VGBA). Vaststaat echter dat betrokkene de bedreiging niet heeft besproken met klagers en de broer en evenmin heeft vastgelegd, net zo min als de beoordeling, de toegepaste maatregel en de conclusie (artikel 21 lid 3 VGBA). Betrokkene had zijn rol in het conflict tussen klagers en de broer duidelijk moeten maken, en ook aan hen moeten voorhouden dat hij zich desgevraagd door een van beiden onmiddellijk terugtrekt. Gezien de (door betrokkene onderkende) uiteenlopende belangen die voor de verkoper en de koper op het spel stonden bij de bepaling van de prijs van de aandelen en onroerende zaken, had van betrokkene naar het oordeel van de Accountantskamer in het kader van de door hem te treffen waarborgen voor zijn objectiviteit ook gevergd kunnen worden dat hij partijen had gewezen op de mogelijkheid van de inschakeling van een derde die als deskundige zou kunnen adviseren over de prijsbepaling. Een mededeling met die inhoud strookte geheel met zijn opvatting dat hij zich diende te onthouden van advisering over de prijsbepaling.’
Informatie onthouden
Daarnaast is het tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de voormalige AA de klagende broer informatie onthield, oordeelt de Accountantskamer: ‘Als vanzelfsprekend hebben klagers als bestuurder van [het familiebedrijf, red.] recht op toegang tot de financiële administratie en de jaarcijfers van de vennootschap. De vrees dat klagers de financiële gegevens met derden zou delen had eenvoudig weggenomen kunnen worden bijvoorbeeld door middel van een geheimhoudingsverklaring. Daarmee zou voldoende aan het beginsel van vertrouwelijkheid kunnen worden voldaan. Het is de Accountantskamer echter niet gebleken dat betrokkene een dergelijke maatregel heeft overwogen. Betrokkene heeft daarmee het fundamentele beginsel van vakbewaamheid en zorgvuldigheid geschonden.’
Berisping
De Accountantskamer legt aan de voormalige AA de maatregel van berisping op en overweegt daarbij: ‘Betrokkene heeft door zijn onduidelijke opstelling in het conflict tussen de beide eigenaren van [het familiebedrijf, red.] het beginsel van objectiviteit niet nageleefd. Daardoor kon bij klagers de indruk ontstaan dat betrokkene partij-accountant voor de broer was. Betrokkene had veel eerder moeten optreden, door duidelijkheid over zijn rol te geven of juist door zich terug te trekken. Daarnaast heeft betrokkene bij het verstrekken van informatie aan klager gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.’
Uitspraak: 22-1231 AA
Geef een reactie