De post over de tuchtklacht was niet aangekomen, persoonlijke omstandigheden, weinig cursussen die goed aansluiten op de dagelijkse praktijk en ontoereikende financiële middelen. Een inmiddels doorgehaalde accountant in business probeerde onlangs in hoger beroep met nogal wat excuses onder de berisping en geldboete van € 6.300,- uit te komen die de Accountantskamer aan hem oplegde vanwege het niet voldoen aan zijn PE-verplichtingen.
De man was sinds 22 juli 1998 ingeschreven geweest in het accountantsregister en werd in 2016, 2017 en 2018 aangemerkt als accountant in business. Op 31 december 2021 is zijn inschrijving doorgehaald. Voor het kalenderjaar 2016 registreerde hij 10 uur aan activiteiten op het gebied van permanente educatie (PE), voor 2017 20 uur en voor 2018 werden geen PE-activiteiten geregistreerd. De accountant reageerde niet op de brieven van de NBA waarin hem werd verzocht zijn verrichte PE-activiteiten te registreren, dan wel het tekort aan PE-activiteiten in te halen en deze activiteiten te registreren.
Tuchtzaak
De beroepsorganisatie spande daarop een tuchtzaak aan tegen de accountant. De klacht werd in een niet-gepubliceerde uitspraak op 20 november 2020 (20/1318 Wtra AK) gegrond verklaard en er werden een berisping en een geldboete van € 6.300,00,- opgelegd.
In hoger beroep voert de accountant aan dat poststukken hem niet altijd goed bereiken. Hij wist niet dat door de NBA een klacht tegen hem was ingediend en ook de uitspraak van de Accountantskamer heeft hij niet per post ontvangen. Door omstandigheden in de privésfeer is de PE-registratie aan de aandacht ontsnapt, brengt de accountant ter verdediging in. Uit zijn administratie kan hij niet meer achterhalen of er nog PE-punten zijn behaald die voor registratie in aanmerking komen. De opgelegde maatregelen, die bestaan uit een berisping en een geldboete, zijn buitenproportioneel.
Oordeel College
Het CBb ziet dat anders. Allereerst buigt het College zich over de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het College kan niet met zekerheid vaststellen dat de uitspraak daadwerkelijk op 20 november 2020 aan de accountant is verzonden. Wel staat vast dat de Accountantskamer op 25 januari 2021 de accountant per e-mail op de hoogte heeft gebracht van de uitspraak en dat deze e-mail ook door hem is ontvangen. Het College gaat daarom uit van 25 januari 2021 als verzenddatum van de uitspraak. Dat betekent dat het hoger beroep binnen zes weken na de dag van verzending door de Accountantskamer is ingediend en dat het hoger beroep ontvankelijk is.
Niet in geschil is dat de accountant minder dan 120 uur aan PE-activiteiten heeft besteed in de driejaarscyclus 2016-2018. Hij heeft daarmee niet voldaan aan de PE-verplichting en als gevolg daarvan gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan de accountant niet is aan te rekenen dat hij niet heeft voldaan aan zijn PE-verplichtingen, oordeelt het College. De algemeen geformuleerde stelling van de accountant dat sprake is van persoonlijke omstandigheden acht het College daartoe ontoereikend, omdat elke argumentatie ervoor ontbreekt. Hij heeft bovendien geen reactie gegeven op schriftelijke vragen van het College waarin is verzocht om een nadere toelichting te geven op en onderbouwing te leveren voor de door hem gestelde persoonlijke omstandigheden. De accountant heeft verder aangevoerd dat er weinig cursussen zijn die goed aansluiten op zijn dagelijkse praktijk en dat het hem ontbreekt aan toereikende financiële middelen. Deze omstandigheden, die hij ook niet nader heeft beargumenteerd of onderbouwd, kunnen ook niet aangemerkt worden als rechtvaardiging voor het niet behalen van PE-punten. Van een werkzaam accountant mag worden verwacht dat hij zijn professionele deskundigheid middels permanente educatie op een niveau houdt dat is vereist om adequaat professionele diensten te kunnen verlenen. Gelet hierop heeft de Accountantskamer de klacht, wat betreft het niet voldoen aan de PE-verplichtingen in de driejaarscyclus 2016-2018, terecht gegrond verklaard.
Maatregel
Met de Accountantskamer acht het College in dit geval voorts de maatregelen van berisping en geldboete passend en geboden. Zoals de Accountantskamer ook heeft gedaan, houdt het College daarbij rekening met het feit dat collega-accountants die zich wel aan hun PE-verplichtingen hebben gehouden, studiekosten en arbeidsuren hebben moeten maken. Niet is gebleken dat de schatting van de economische waardering van dat verschil (op € 70,- per uur) in dit geval niet passend zou zijn. Als gevolg van het tekort van 90 PE-uren wordt een geldboete van € 6.300,- (90 x € 70,-) gerechtvaardigd geacht. Het College ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de opgelegde maatregelen buitenproportioneel zijn.
Geef een reactie