Dat de FIOD op de stoep staat bij de accountant van een verdachte is geen alledaags tafereel, maar het gebeurt vaker dan men denkt. In een (fiscaal) strafrechtelijk onderzoek is het namelijk eerder regel dan uitzondering dat de FIOD bij de accountant aanklopt met een vordering (ex art. 126nd Sv) om de administratie van een cliënt in beslag te nemen. De meeste accountants willen ook in die situatie de belangen van de cliënt zo goed als mogelijk beschermen. Tegelijkertijd willen ze echter voorkomen de indruk te wekken het FIOD-onderzoek te frustreren. Vaak legt de accountant daarom ter plekke een (getuige)verklaring af, zonder zich daarbij te realiseren dat dit tuchtrechtelijke consequenties kan hebben.
Uitgangspunt is dat de accountant is gebonden aan de beroepsmatige geheimhoudingsplicht. Deze geheimhoudingsplicht is vanzelfsprekend niet absoluut. Een van de uitzonderingsgronden op de geheimhoudingsplicht is als er sprake is van een wettelijke verplichting tot het verstrekken van gegevens of inlichtingen (artikel 16 VGBA). Dit doet zich bijvoorbeeld voor bij de hiervoor genoemde vordering tot het verstrekken van de administratie van de cliënt. Niet voldoen aan een dergelijke vordering kwalificeert als een misdrijf.
Daarnaast is de accountant als getuige verplicht een verklaring af te leggen bij de rechter (art. 215 Sv). Wat velen zich alleen niet realiseren, is dat de accountant niet wettelijk is gehouden in te gaan op een verzoek van de FIOD een verklaring af te leggen. Zonder wettelijke spreekplicht wordt de geheimhoudingsplicht in beginsel ook niet doorbroken.
Dat het afleggen van een verklaring kan leiden tot een tuchtklacht, blijkt uit de uitspraak van de Accountantskamer van 16 april 2021 (ECLI:NL:TACAKN:2021:27). In die tuchtprocedure klaagde de cliënt dat de accountant zijn geheimhoudingsplicht had geschonden door een verklaring af te leggen ten overstaan van de FIOD. De accountant was echter opgeroepen door de rechter-commissaris die het verhoor delegeerde aan de FIOD. Dat het verhoor in die situatie feitelijk werd afgenomen door de FIOD, deed volgens de Accountantskamer niet af aan de “getuigeverplichting”. De Accountantskamer verklaarde de klacht – terecht – ongegrond.
Kortom, alleen als een rechter een accountant oproept als getuige wordt de geheimhoudingsplicht doorbroken. Een accountant zal aan een uitnodiging van de FIOD dus geen gehoor moeten geven, tenzij de cliënt daarvoor (schriftelijke) toestemming heeft gegeven. Die toestemming kan in dit soort situaties meestal niet worden verkregen, omdat de accountant de cliënt niet mag informeren over het bezoek van de FIOD.
Alhoewel de geheimhoudingsplicht van de accountant bekend mag worden verondersteld bij de FIOD-ambtenaren, weerhoudt dit hun er niet van vragen te stellen of een accountant te benaderen om te worden gehoord als getuige in een strafrechtelijk onderzoek gericht op de cliënt. Vaak met enige druk en met succes. Maar onthoud: vragen staat vrij, maar antwoorden in principe niet. De FIOD zal eerst langs de rechter-commissaris moeten dan wel de accountant toestemming moeten geven de cliënt te benaderen om te bezien of ontheffing kan worden gegeven.
Mr. Percy J. Draijer is advocaat bij De Bont advocaten.
Deze bijdrage komt uit de AV-Top 50. Dit magazine is verschenen in december 2023. Zie: https://www.accountancyvanmorgen.nl/kennisdoc/av3-2023-AV-TOP50/
Geef een reactie