De Kennisgroep successiewet heeft een vraag beantwoord over afname van het belang doordat in de voortzettingsperiode van de BOR, door de BV waarvan de aandelen zijn verkregen, aandelen worden uitgegeven aan een ander dan de bedrijfsopvolger.
Aanleiding
X BV drijft met haar gehele vermogen een onderneming. Het aandelenkapitaal van X BV bestaat uit 100 aandelen met elk een nominale waarde van 1. A heeft deze aandelen krachtens schenking verkregen met toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 (hierna: BOR). Drie jaar na de schenking geeft X BV 900 nieuwe aandelen met elk een nominale waarde van 1 aan B uit. B betaalt hiervoor een zakelijke uitgifteprijs van 20 per aandeel, dus in totaal 18.000 (900 nominaal en 17.100 agio). Dit agio komt naar rato van hun belang in het nominale kapitaal ten goede aan alle aandeelhouders van X BV (A en B).
Vraag
Wordt (volledig) voldaan aan het voortzettingsvereiste als binnen vijf jaar na de verkrijging van aandelen ―waarop de BOR is toegepast― door het lichaam waarvan de aandelen zijn verkregen nieuwe aandelen worden uitgegeven aan een derde?
Antwoord
Nee, door de uitgifte van nieuwe aandelen aan een derde wordt de aanspraak van de verkregen vermogensbestanddelen op toekomstige winsten of waardeontwikkelingen beperkt (artikel 35e, eerste lid, onderdeel c, onder 2˚, van de Successiewet 1956; hierna SW 1956) .
Een nadere beschouwing hierover van de kennisgroep is te vinden bij het door de Belastingdienst gepubliceerde standpunt.
Geef een reactie