De RA deed werkzaamheden voor een holding, waarvan de aandelen via certificaten waren ondergebracht in een stichting administratiekantoor (Stak). De eigenaar van de holding overlijdt in 2016, waarna diens echtgenote alle certificaten houdt. Ze zit tevens in het vierkoppige bestuur van de Stak, net als de RA. De vrouw ziet duidelijk weinig brood in de samenwerking. Ze wil de aandelen decertificeren, maar dat krijgt ze bij de rechter niet voor elkaar. Ook lukt het haar niet haar medebestuurders te laten ontslaan. Sterker nog: het omgekeerde gebeurt. In juli 2019 wordt zij door de Stak ontslagen als bestuurder van de holding.
De weduwe richt haar pijlen in 2021 vervolgens op de RA, met een tuchtklacht die gedeeltelijk gegrond wordt verklaard. De RA had volgens de Accountantskamer bij zijn aantreden als bestuurder te weinig oog voor mogelijke bedreigingen van zijn objectiviteit, maatregelen daartegen en de vastlegging daarvan. Ook heeft hij nagelaten een administratie te voeren voor de Stak. Het levert hem een doorhaling van drie maanden op, die later (in april van dit jaar) in hoger beroep door het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) wordt omgezet in een berisping.
Nog twee keer een klacht
De RA is in 2022 afgetreden als bestuurder van de holding, maar krijgt dat jaar opnieuw een tuchtklacht aan de broek, ditmaal van de dochter van de weduwe. Ze voelt zich benadeeld ten opzichte van andere toekomstige certificaathouders en zou in een kwaad daglicht zijn gesteld. Haar klacht dat onterecht is gedeclareerd wordt ongegrond verklaard.
Nu verschijnt de RA voor de derde maal voor de tuchtrechter; het is deze keer weer de weduwe die heeft geklaagd over het nog altijd niet voeren van een eigen administratie voor de Stak en het onterecht declareren van kosten.
Administratie hoefde niet gescheiden
Op de zitting blijkt dat de RA op verzoek van de Accountantskamer de balansen en staten van baten en lasten over 2021 en 2022 heeft verstrekt. Die zijn echter niet gelijk te stellen aan het voeren van de administratie, aldus de Accountantskamer. ‘Balansen en staten van baten en lasten worden immers op basis van de gevoerde administratie opgesteld.’ Maar wel is aannemelijk geworden dat het bestuur van de Stak vanaf januari 2021 een administratie voor de Stak heeft gevoerd, zoals bedoeld in de statuten. ‘Daarvoor is van belang dat betrokkene op de zitting onweersproken heeft verklaard dat de administratie van de Stak als onderdeel van de holding wordt gevoerd, waarbij de twee kostenposten van de STAK (kort gezegd de bestuurdersbeloning en de juridische kosten) elk een eigen grootboekrekening hebben die aan de Stak is gekoppeld.’ Verder speelt een rol dat in de statuten niet is opgenomen dat de administratie van de Stak volledig gescheiden van de holding zou moeten worden gevoerd.
Kosten mochten worden gedeclareerd
De vrouw klaagt er ook over dat de RA de kosten voor de tweede tuchtprocedure heeft gedeclareerd bij de Stak. Die had hij voor eigen rekening moeten nemen, vindt ze. Maar de tuchtrechter is het er niet mee eens: ‘Deze tweede tuchtklacht hing immers samen met zijn rol als bestuurder van de Stak en is niet door of namens de Stak ingediend, maar door een derde. Het bestuur van de Stak heeft bovendien ingestemd met de vergoeding van deze declaraties.’
De RA gaat deze derde keer volledig vrijuit: de klachten worden deels ongegrond en deels niet-ontvankelijk verklaard.
Geef een reactie