
De Hoge Raad heeft vrijdag in een aantal kwesties uitspraak gedaan en steeds geoordeeld dat een hogere (tweede) woningwaarde meetelt. Dat is een andere opvatting dan eerder de rechter en het gerechtshof hanteerden: die gingen ervan uit dat waardestijgingen niet als werkelijk behaald rendement moeten worden gezien en dus buiten de box 3-heffing moeten blijven.
Rechter en hof: alleen directe, gerealiseerde opbrengsten
In een van de zaken ging het om een man die over 2017 een box 3-vermogen van ruim 1,1 miljoen euro aangaf, waarvan 121.000 euro Nederlands onroerend goed en 8 ton aan Frans onroerend goed. De fiscus legt, inclusief een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting voor het Franse onroerend goed, een aanslag van € 4.304 op in box 3. De man maakt bezwaar, maar dat wordt afgewezen. Hij gaat naar de rechter, onder meer met bezwaren tegen het forfaitaire rendement, en in hoger beroep oordeelt het gerechtshof onder meer dat tot het werkelijke rendement alleen behoren de feitelijk genoten rente, dividend, huur, royalty’s en mogelijke andere vormen van directe, gerealiseerde vermogensopbrengsten. Het hof bepaalt dat de huurinkomsten uit het Nederlands onroerend goed wel tot het werkelijke rendement horen, maar de Franse woning is voor eigen gebruik en wordt daarom niet meegeteld. Een WOZ-waardestijging van 16.000 euro voor de verhuurde woning wordt niet meegeteld, want dat is geen ‘werkelijk behaald rendement’.
Bij het hof komt de man uit op een aanslag die zo’n 800 euro lager is, maar een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting is niet aan de orde: het rendement op de Franse woning is immers nul, in de lezing van het hof.
Waardeverandering is ook werkelijk rendement
Bij de Hoge Raad krijgt de fiscus echter alsnog gelijk met het pleidooi dat de waardestijging van onroerend goed ook moet worden meegerekend. De hoogste rechter verwijst daarvoor naar een van de uitspraken rondom de box 3-discussie van 6 juni. Daarin staat: ‘Het werkelijke rendement omvat niet alleen de voordelen die worden getrokken uit vermogensbestanddelen in box 3 , zoals rente, dividend en huur, maar ook de positieve en negatieve waardeveranderingen van zulke vermogensbestanddelen. Deze waardeveranderingen behoren ook tot het werkelijke rendement indien de belastingplichtige ze nog niet heeft gerealiseerd.’
Voor de bepaling van de te betalen belasting mag de Belastingdienst dus uitgaan van een waardestijging van 16.380 euro in 2017 voor de verhuurde woning, die daarmee inclusief huurinkomsten goed is voor een rendement van ruim 28.000 euro. Het rendement op de Franse woning blijft nul.
Hoe de discutabele definitie voor het Werkelijke Rendement van de Hoge Raad (HR) van 6 juni 2024 verder doorwerkt.
De HR refereert op 6 juni aan het forfaitaire rendement dat oorspronkelijk was bedoeld in het wetgevingsproces eind 1999 begin 2000.
Daarbij valt op dat door de HR selectief gebruik is gemaakt van een voor discussie vatbaar citaat uit een document van 28 november 1999 van 541 bladen.
Het is echter duidelijk dat bij de stemming op 3 februari 2000 de kamer-leden uit mochten gaan van het volgende.
Het betrof één forfaitair rendement dat van toepassing was voor alle posten in sparen en beleggen.
Bij de bepaling van de hoogte van het forfait zou op globale wijze rekening worden gehouden met de kosten.
Dat zou bovendien over meer jaren gemiddeld haalbaar moeten zijn met risico vrij beleggen en ook met sparen en met aftrek van inflatie. Staatsobligaties konden als referentie dienen.
Verder zouden jaren met lage rendementen zwaarder meetellen dan jaren van hoge rendementen.
Het is echter niet op die wijze onderhouden.
Integendeel het moest bij elke wijziging in de wet kost wat kost evenveel belasting blijven opbrengen.
Bij een echt goed onderhouden forfaitair rendement volgens de aangehaalde uitgangspunten hoeft er vervolgens bij de belastingaangifte niet nog eens met kosten en inflatie rekening te worden gehouden.
Dat kan ook elk jaar opnieuw worden toegepast en ook bij negatieve en positieve afwijkingen in een jaar omdat het forfaitaire rendement daar gemiddeld onder zou blijven.
De wijze waarop de HR nu een werkelijk rendement definieert met de wijze waarop een goed bepaald en een wel goed onderhouden forfaitair rendement fiscaal verwerkt kan worden is dan ook zeer merkwaardig.
De definitie van de HR voor het werkelijk rendement is dus niet af te leiden uit het rendementsbegrip dat de wetgever voor ogen heeft gestaan bij de vormgeving van het forfaitaire stelsel in box 3 en daarmee gaat de HR dus op de stoel van de wetgever zitten.
De HR had terug moeten gaan naar de oorsprong van Box 3 en had kunnen bepalen dat het op die wijze moet worden hersteld.
Nu zijn mensen met een tweede woning het slachtoffer van de discutabele definitie voor het Werkelijke Rendement van de HR van 6 juni 2024.
Het pleidooi blijft om de “Wet werkelijk rendement box 3″ terug te trekken en zo snel als mogelijk te gaan naar één goed en rechtvaardig bepaald forfaitair rendement per belasting jaar op basis van de rente van de jongste tienjarige staatsobligaties met daarop in mindering 1% voor de kosten en het inflatie percentage.
Dus zoals het oorspronkelijk was bedoeld en het ten onrechte niet goed is onderhouden.
Dat sluit ook aan op de reactie van IEX op de consultatie werkelijk rendement box 3 van 20 oktober 2023.
Rechtsherstel is mogelijk door dat alsnog met terugwerkende kracht toe te passen voor alle jaren dat Box 3 bestaat vanaf 2001.
De Hoge Raad pleegt inderdaad geen rechtspraak maar modificeert een wetsvoorstel. Volgens mij zit ons rechtssysteem zo niet in elkaar.
Ik heb bij het oprichten van mijn BV 40.000,00 moeten storten uit eigen vermogen. Nu ongeveer €.18.500,00. Nu ga ik mijn BV opheffen en wil ik uiteraard de storting in 1995 terug met rendement. Immers als de fiscus overal rendement hanteert dan zou ik de inleg toen nu met rendement van 4% ca €.50.000,00 terug moeten ontvangen. Leg mij maar eens uit waarom de fiscus dat niet accepteerd.
Ik lees in dit bericht:
“een van de uitspraken rondom de box 3-discussie van 6 juni. Daarin staat: ‘Het werkelijke rendement omvat niet alleen de voordelen die worden getrokken uit vermogensbestanddelen in box 3 , zoals rente, dividend en huur, maar ook de positieve en negatieve waardeveranderingen van zulke vermogensbestanddelen.”
Maar het is mij niet duidelijk of de stijging van de WOZ-waarde zal worden verminderd met de inflatie. Graag zie ik hierop het antwoord.
Met inflatie wordt geen rekening gehouden, bij het bepalen van het werkelijk rendement, aldus de Hoge Raad op 6 juni.
De idiote WOZ stijging van vakantiehuizen in Nederland in de jaren na 2021 vindt zijn oorzaak in de Coronacrisis. Veel te veel geld werd geboden op recreatiewoningen.
Er staan er door de ondoordachte maatregelen, zowel het onrealistische forfait als ongerealiseerde waardestijging, nu veel te koop. Als je niet verhuurt, dan is het bijna niet op te brengen.
Benieuwd of deze uitspraak ongewijzigd stand houdt. Hoe dan ook, het is verstandig om alle bonnen e.d. te bewaren van uitgaven die leiden tot waardebehoud of -stijging. Zit de fiscus te wachten op al die rompslomp?
Een voordeel, de vakantiewoningen gaan naar alle waarschijnlijkheid in waarde dalen door dit besluit, zowel goedkoper in aanschaf (voor nieuwe eigenaren) als negatief belastbaar rendement (voor bestaande eigenaren).
De waardedaling vindt al deels plaats langs de kust Zeeuws Vlaanderen.
Verkoop vindt nauwelijks plaats ivm hoge WOZ belasting en vooral de hoge Forensenbelasting 5% van Sluis.
Er staan honderden vakantiewoningen te koop bij de makelaars.
Betekent dit dat als je een vakantiehuis hebt, alleen voor eigen gebruik, en de WOZ waarde is in een bepaald jaar niet gestegen, dat je geen vermogensbelasting hoeft te betalen?
Onbetrouwbare overheid maken overal een rotzooi van ,weten ze het niet meer worden ze door hr weer rechtgezet daarna gaan ze op de oude voet weer verder en is het voor niemand meer te begrijpen
Zonnepanelen ,elektrische auto,s, box3 warmtepompen,nieuwe huurwet .
Misschien eerst eens problemen oplossen inplaats van nieuwe te creëren
Vooral de laatste reactie van Piet geeft in simpele bewoordingen perfect de huidige situatie weer… Opnieuw moet de bezitter van een vakantiehuis bloeden, linksom of rechtsom, en nu nog veel harder, want forfaitair rendement uit verhuur óf waardestijging (die staat tenslotte al vast en is gigantisch…) worden belast. Daarbij is het tarief van de vermogensbelasting fors gestegen. In het kort: hoe help je het vertrouwen in de overheid en een vrijetijds sector in korte tijd snel en effectief om zeep. We zijn geen fijn land meer. Zie de winst van radicaal rechts, en ja, inderdaad, dat verband bestaat.
Het is vanzelfsprekend een makkelijke route om te kijken naar de WOZ-waardestijging als rendement. Echter, als je een vakantiewoning hebt aangekocht voor EUR 500k, hebt aan- en verbouwd voor EUR 300k en dit vervolgens resulteert in een nieuwe WOZ-waarde van EUR 800k vanwege de verbouwing, dan kan hier natuurlijk niet geoordeeld worden dat er sprake is van EUR 300k rendement. Het rendement is immers nul. Ik ben benieuwd hoe hier straks naar gekeken wordt met dit arrest in de hand.