De accountant zou volgens hem bovendien liegen in zijn e-mailberichten en onethisch hebben gehandeld. Er volgde een tuchtklacht tegen de RA, maar de Accountantskamer vindt (opnieuw) dat de accountant niets te verwijten valt. Tot dat oordeel kwam de tuchtrechter ook al in 2021. Bij de opzegging van zijn opdracht heeft de accountant alle belangen voldoende afgewogen en tot de opzegging kunnen komen. Die opzegging is afdoende toegelicht in een brief. De gestelde leugens en het gestelde onethische handelen heeft de klager onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Uitspraak: 24/1988 Wtra AK
Finaal verrekenbeding
De man en vrouw waren onder huwelijkse voorwaarden getrouwd geweest en daarin was onder meer een finaal verrekenbeding opgenomen. Op grond van het finaal verrekenbeding vindt er bij ontbinding van het huwelijk door echtscheiding verrekening plaats alsof er algehele gemeenschap van goederen tussen de echtgenoten had bestaan. Het huwelijk werd ontbonden en in het echtscheidingsconvenant werd opgenomen dat vaststelling van de verrekeningsuitkering op basis van het finaal verrekenbeding zal plaatsvinden door één of meer deskundigen. De RA werd in 2016 aangewezen om als bindend adviseur de verrekeningsuitkering vast te stellen zoals bedoeld in het echtscheidingsconvenant.
Opzegging
In de loop van 2017 diende de man een tuchtklacht in tegen de accountant. Die rust op drie pijlers: de RA heeft de indruk gewekt niet onpartijdig te zijn, hij heeft het onderzoek niet voortvarend uitgevoerd en hij heeft geen urenspecificatie overgelegd. Op alle drie de onderdelen wordt de klacht ongegrond verklaard, zowel door de Accountantskamer (ECLI:NL:TACAKN:2021:73) als door het CBb in hoger beroep (ECLI:NL:CBB:2024:313).
Belangenafweging maken
Een nieuwe tuchtklacht gaat onder andere over de manier waarop de RA de opdracht teruggaf. De Accountantskamer is van oordeel dat de accountant de opdracht mocht opzeggen en dat het klachtonderdeel daarom ongegrond is. Daartoe heeft de Accountantskamer – kort gezegd – het volgende overwogen. Een accountant mag zijn opdracht beëindigen, maar hij moet wel een zorgvuldige belangenafweging maken. De Accountantskamer stelt voorop dat het een accountant in het algemeen vrij staat in zijn zakelijke betrekkingen tegen een cliënt, al dan niet in rechte, een civielrechtelijk standpunt in te nemen. Daaronder moet tevens worden begrepen het beëindigen van een opdracht. De accountant moet daarbij wel een zorgvuldige belangenafweging maken tussen zijn eigen belang, te weten het opschorten/beëindigen van de werkzaamheden, en de (voor hem kenbare) belangen van die cliënt, die als gevolg van de beëindiging (kunnen) worden geschaad. De Accountantskamer verwijst in dit verband naar haar uitspraak van 23 maart 2015 (ECLI:NL:TACAKN:2015:45).
Druk uitgeoefend
Uit een e-mail van de advocaat van de klager volgt dat er op intimiderende wijze druk op de RA werd uitgeoefend, waardoor de schijn van partijdigheid zou kunnen zijn ontstaan. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene hierin terecht een bedreiging voor het zich houden aan de fundamentele beginselen uit de VGBA heeft geïdentificeerd. Dit is de bedreiging die ontstaat doordat de accountant door feitelijke of vermeende druk wordt afgehouden van objectief handelen. Naast de inschatting van het risico zelf hangt de vraag of het risico aanvaardbaar is af van hoe een objectieve, redelijke en geïnformeerde derde hier tegenaan kijkt (zie artikel 20 VGBA). De Accountantskamer vindt het navolgbaar dat betrokkene vooral beducht was voor het gevaar dat een ander zou kunnen denken dat de uitvoering van de bindendadviesopdracht ongepast is beïnvloed door de e-mail van de advocaat. Zelfs de klager – als partij bij de bindendadviesopdracht – kon ter zitting ook niet verklaren welke andere werkwijze hij van betrokkene had verwacht naar aanleiding van de e-mail.
Conceptueel raamwerk
De RA heeft vanwege deze bedreiging voor het zich houden aan de fundamentele beginselen het conceptueel raamwerk uit de artikelen 20 en 21 van de VGBA toegepast. De artikelen 20 en 21 van de VGBA verlangen van de accountant dat hij zich houdt aan de fundamentele beginselen en dat hij bij de naleving van de VGBA een onderzoekende geest heeft en daarbij professionele oordeelsvorming toepast, waarbij hij weegt wat een redelijk denkende, geïnformeerde en objectieve derde aanvaardbaar en toereikend acht. Als een accountant omstandigheden identificeert die een bedreiging kunnen zijn voor het zich houden aan een fundamenteel beginsel, neemt hij met betrekking tot dergelijke omstandigheden een toereikende maatregel. Het gevolg van die maatregel moet zijn dat de accountant zich wél aan de fundamentele beginselen houdt. Als een dergelijke maatregel niet mogelijk is, moet de accountant op grond van artikel 21, tweede lid, VGBA de professionele dienst weigeren of beëindigen. Dit is het conceptueel raamwerk uit de VGBA.
Correct toegepast
De Accountantskamer concludeert dat de accountant het conceptueel raamwerk correct heeft toegepast. Vaststaat, en dat is door de klager ook niet betwist, dat de RA intervisie heeft gevoerd met een jurist en daarbij de voors en tegens van voortzetting van de opdracht heeft afgewogen. De accountant heeft op deze wijze professionele oordeelsvorming toegepast en geconcludeerd dat er geen maatregel tegen de bedreiging van zijn objectiviteit mogelijk is, oordeelt de Accountantskamer. Een waarschuwing aan partijen (in plaats van het onmiddellijk (rauwelijks) beëindigen van de opdracht) had naar het oordeel van de Accountantskamer ook geen zin gehad. Naar de RA onweersproken heeft aangevoerd, heeft de jarenlange ervaring met de klager en zijn voormalige echtgenote hem doen inzien dat deze partijen zich niet laten sturen in hun (proces)houding.
Belangen voldoende zorgvuldig afgewogen
De accountant heeft de belangen van partijen volgens de Accountantskamer voldoende zorgvuldig afgewogen tegen zijn beslissing om de opdracht te beëindigen (zie Paragraaf 7 Stappenplan toetsingskader VGBA, in Toelichting bij de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants). Anders dan de klager de Accountantskamer heeft voorgehouden was het bindend advies nog verre van gereed. Het is dus niet zo dat betrokkene zijn opdracht met de haven in zicht heeft beëindigd. Dat betekent dat het mogelijk moet zijn een andere bindend adviseur in te schakelen die met een voltooid rapport van een derde-deskundige het advies afrondt zonder aanzienlijke meerkosten. De RA heeft terecht bij zijn afweging betrokken dat ook de klager en zijn ex-echtgenote gebaat zijn bij een bindend advies zonder vraagtekens ten aanzien van de partijdigheid van de bindend adviseur als gevolg van intimidatie.
Kortom, de accountant heeft terecht een bedreiging van zijn objectiviteit gezien in de intimiderende e-mail van de advocaat. Hij heeft het conceptueel raamwerk toegepast en bij de overweging de opdracht op te zeggen heeft hij de belangen van partijen naar het oordeel van de Accountantskamer voldoende zorgvuldig afgewogen. De RA heeft met de opzegging niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
Omdat ook de andere klachtonderdelen ongegrond worden verklaard is de klacht opnieuw in z’n geheel ongegrond.
Geef een reactie