
Het geschil gaat over een ondernemer die tussen 2014 en het tweede kwartaal van 2015 zijn privé- en zakelijke boekhouding door het administratiekantoor liet bijhouden. Ook stelde het administratiekantoor een jaarrekening over 2012 op.
Niet voldoen aan fiscale bewaarplicht
De eiser was van mening dat het administratiekantoor zijn administratie niet had overgedragen, waardoor eiser niet kon voldoen aan zijn eigen fiscale bewaarplicht. Hierdoor zou hij financiële en immateriële schade hebben geleden, waaronder misgelopen uitkeringen en moeilijkheden bij het verkrijgen van woonruimte.
In november 2015 vroeg het schuldhulpmaatje van de eiser de gevraagde stukken op. In 2020 veranderde het kantoor van eigenaar. In mei 2020 heeft de bewindvoerder van de eiser nogmaals de stukken opgevraagd en stuurde een dag later de administratie van 2012, 2014 en 2015 aan eiser door.
In september 2022 heeft de advocaat van de eiser het administratiekantoor verzocht de volledige administratie af te geven. Het administratiekantoor liet weten dat alles in 2020 al naar de bewindvoerder was gestuurd. In oktober 2022 heeft de advocaat van het administratiekantoor aangegeven dat het administratiekantoor alles heeft gedaan wat van haar verwacht mag worden.
Tekort geschoten
De eiser heeft in een eerdere procedure de rechtbank gevorderd het administratiekantoor te veroordelen tot het afgeven van zijn administratie. De rechtbank heeft deze vordering in juli 2023 afgewezen. De advocaat van de eiser heeft het administratiekantoor vervolgens aansprakelijk gesteld voor schade, omdat duidelijk zou zijn geworden dat de stukken binnen de bewaartermijn al waren vernietigd. De advocaat van het administratiekantoor heeft de aansprakelijkheid in diezelfde maand nog afgewezen.
De eiser vindt dat het administratiekantoor tekort is geschoten en niet alle administratie heeft overgedragen, waardoor de eiser niet aan zijn bewaarplicht op grond van artikelen 52 en 53 Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) kon voldoen. Subsidiair stelt de eiser dat het administratiekantoor onrechtmatig heeft gehandeld door de administratie te vernietigen voordat de bewaartermijn van zeven jaar was verstreken. Op grond van artikel 6:162 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is het administratiekantoor verplicht de door eiser geleden schade te vergoeden. De eiser stelt verder dat de door hem geleden financiële schade bestaat uit € 5.775,78 aan misgelopen uitkering in de periode december 2015 tot mei 2016. Aangezien eiser een tijd dakloos is geweest vordert hij tevens immateriële schade. In totaal vordert hij daarom een bedrag van € 7.500,00.
Documenten per mail
Het administratiekantoor betwist de administratie te hebben achtergehouden of vernietigd. Het voert aan dat zij de documenten per email van de eiser aangeleverd heeft gekregen en dat het administratiekantoor op verzoek van eiser hem alle informatie heeft verstrekt. Eiser is overigens altijd zelf verantwoordelijk gebleven voor het bewaren van zijn administratie. Mocht al sprake zijn van een tekortkoming dan is de schade daar niet het gevolg van. Het lag op de weg van de eiser om zijn schade zoveel mogelijk te beperken. Hij had de stukken ook op kunnen vragen bij zijn ex-partner, maar dit deed hij niet omdat hij haar er niet mee wilde belasten.
Daarnaast geldt dat de eiser de voor een uitkering en huisvesting benodigde IB60 ook had kunnen verkrijgen met administratie van vóór 2014, omdat eiser ondernemer was. Ten slotte is onduidelijk of hij de uitkering heeft aangevraagd, of zijn aanvraag is afgewezen en om welke reden dat is geweest. De eiser geeft geen onderbouwing waarom hij immateriële schadevergoeding eist. Aan de gestelde vereisten van artikel 6:106 e.v. BW is niet voldaan, aldus steeds het administratiekantoor.
Oordeel rechtbank
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de eiser zijn stellingen onvoldoende onderbouwd. Hij heeft zijn standpunt algemeen geformuleerd en heeft niet concreet aangegeven welke stukken hij nog van het administratiekantoor had willen ontvangen. Daardoor is niet vast komen te staan dat het administratiekantoor niet de volledige administratie aan de eiser heeft overgedragen en dat zij daarmee tekort is geschoten in de nakoming hiervan. De kantonrechter heeft in haar oordeel ook meegewogen dat de eiser de documenten altijd zelf naar het administratiekantoor heeft gemaild, dit maakt dat eiser daar zelf (op dat moment) ook nog over beschikte. Het gaat het dus niet om fysieke stukken die het administratiekantoor onder zich had en aan eiser terug kon overhandigen, maar om digitale documenten.
Voor zijn rekening
De eiser stelt dat hij niet meer over die digitale stukken beschikte omdat de relatie met zijn ex-partner was geëindigd. Hij lichtte toe dat zijn ex-partner tijdens de relatie zijn administratie verzorgde via haar e-mailaccount. Vanaf de beëindiging van de relatie kon hij deze niet meer inzien en hij had er geen back-up van. Dat de eiser vanaf dat moment niet meer over zijn documenten kon beschikken, komt voor zijn rekening en risico nu hij zelf de administratieplichtige is waar de artikelen 52 en 53 Awr naar verwijzen. De stelling dat het uitbesteden van het voeren van de administratie een stuk verantwoordelijkheid bij de eiser weg zou nemen, volgt de kantonrechter niet.
Subsidiair stelt de eiser dat het administratiekantoor onrechtmatig heeft gehandeld door binnen de bewaartermijn de administratie te vernietigen. Door het administratiekantoor is weersproken dat zij de administratie heeft vernietigd en het verweer is door eiser onvoldoende gemotiveerd weerlegd. Ook op dit punt is de kantonrechter van oordeel dat de eiser zijn stellingen onvoldoende heeft onderbouwd.
Geen onrechtmatige daad
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om aan te tonen dat het administratiekantoor daadwerkelijk documenten had vernietigd of niet had verstrekt. De eiser bleef, ondanks de uitbesteding van zijn administratie, zelf verantwoordelijk voor het bewaren van zijn documenten, zoals voorgeschreven in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen. Daarnaast was er geen sprake van een onrechtmatige daad, aangezien niet vaststond dat het administratiekantoor stukken had vernietigd binnen de wettelijke bewaartermijn.
De kantonrechter wees daarom zowel de schadevergoeding als de vordering tot erkenning van tekortkoming af. De eiser werd tevens veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die in totaal
€ 813,00 bedragen. De eiser heeft nog de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen het vonnis.
Geef een reactie