
Als een bedrijf van zichzelf wordt, worden de aandelen ondergebracht in een stichting die eigenaar wordt van de onderneming. Het idee is dan dat de stewards die de rol van aandeelhouder vervullen zich minder laten leiden door kortetermijnwinstdenken, en meer de lange termijn voor ogen houden. De winst uit de onderneming moet dus worden geïnvesteerd in het belang van het bedrijf en moet, plat gezegd, niet terechtkomen in de zakken van aandeelhouders. Zo wordt het steward- ownershipmodel vaak uitgelegd. Maar achter die uitleg schuilt de misconceptie dat het model “enkel interessant zou zijn voor maatschappelijke en impactgedreven start-ups”. Wijnen: “Steward owned willen zijn komt voort uit een behoefte aan continuïteit en een langetermijnvisie. Een behoefte die al heel lang bestaat onder traditionele (familie)bedrijven, maar waarvoor sinds kort pas een term is.”
Intrinsieke behoefte
Regelmatig wordt er nog een non-profitlabel op het begrip geplakt. Onterecht, vindt Wijnen: “Steward owned bedrijven zouden niet commercieel zijn en zouden betekenen dat je minder kunt ondernemen. Dat is niet zo en het is ook niet de reden van hun bestaan. Sterker nog, in de praktijk zien we dat commerciële bedrijven als cv-ketelfabrikant Remeha en attractiepark de Efteling juist succesvol zijn dankzij het stichtingsmodel.”
Wijnen noemt een voorbeeld uit de jaren tachtig van de vorige eeuw: “Toen OGEM – de Overzeese Gas- en Elektriciteitsmaatschappij – in die jaren failliet ging, bleken er nog gezonde onderdelen te zitten in de techniek, bouw en infra. Omdat banken als schuldeisers de gezonde tak wilden redden zonder zelf eigenaar te worden, werden deze ondergebracht in een onafhankelijke stichting. Daaruit is het huidige TBI ontstaan, dat uitgroeide tot een succesvol concern zonder aandeelhouders, waarbij de winst wordt geïnvesteerd in het bedrijf en in maatschappelijke initiatieven. Sindsdien worden er rijksmonumenten mee opgeknapt en studiefondsen voor (oud-)medewerkers mee gefinancierd. In 2008 hielp deze structuur de onderneming om sterker uit de crisis te komen. TBI bewijst dat een commerciële onderneming ook zonder aandeelhouders kan floreren én impact kan hebben.”
Uiteindelijk is het dus een manier van ondernemen, niet een snelle tool die je inzet. Wijnen: “Nu er een betekenis voor is, gaan ondernemers het beter en eerder herkennen. Wil je bijvoorbeeld de missie van het bedrijf verankeren in het bedrijf? Of de continuïteit borgen van het bedrijf en zijn medewerkers? Deze intrinsieke behoeften geven vaak aanleiding om steward ownership te verkennen als model. Als je echter snel wilt groeien en veel kapitaal nodig hebt, dan ligt het stewardmodel niet zo voor de hand.”
“De meeste tijd zit vaak in het persoonlijk proces van de ondernemer zelf”, vervolgt Wijnen. “De juridische uitwerking duurt ongeveer een half jaar, het meenemen van de organisatie ongeveer een jaar, daarna is het een kwestie van doorontwikkelen. Als er maar een duidelijk kader is voor alle betrokkenen. Steward ownership biedt ruimte en flexibiliteit om mee te groeien met de behoefte en fase van de onderneming.”
Maatwerk
Wat bij “steward owned worden” vaak nog lastig blijkt, is dat er nog steeds maatwerk nodig is. Wijnen: “In 2024 konden bedrijven aandelen onbelast schenken aan een ANBI-stichting, wat steward ownership makkelijker maakte door economisch eigendom onder te brengen binnen een stichting. Door een wetswijziging van het huidige kabinet ziet de fiscus dit nu als een winstuitkering aan de aandeelhouder. Hierdoor moet er eerst belasting in box 2 worden betaald voordat aandelen kunnen worden geschonken. Dit vormt nu weer een flinke drempel voor ondernemers die hun bedrijf van zichzelf willen maken.” In het jaar van de verruiming maakten daarom veel bedrijven de overstap naar steward ownership: “Nu is er weer meer maatwerk nodig om de fiscus te overtuigen.”
Verschuiving
In Denemarken – waar het model is geïnstitutionaliseerd – werkt een op de tien Denen voor een steward owned bedrijf. Wijnen: “En die bedrijven zijn overigens niet minder winstgevend dan niet- steward owned bedrijven, ze zijn juist minder volatiel en niet bezig met de waan van de dag.”
In Nederland ziet Wijnen inmiddels dat er een verschuiving gaande is: “Op bijeenkomsten die we organiseren zien we de belangstelling verdubbelen. Daarnaast werken we met een klein clubje ondernemers, juristen en notarissen aan een voorstel voor een nieuwe rechtsvorm, de Rentmeestervennootschap (RV), die meer bekendheid kreeg na een aangenomen motie in de Tweede Kamer. Dat maakt de keuzevrijheid groter én het model krijgt meer bekendheid als serieuze rechtsvorm.” Steward ownership is geen niche meer, maar wordt steeds actueler en urgenter voor bedrijven: “Ik zie een verschuiving van start-ups naar gevestigde bedrijven die steeds vaker voor dit model kiezen.” De tijdsgeest speelt daarin mee, signaleert Wijnen: “Maatschappelijke misstanden en de boomergeneratie met een eigen bedrijf die met pensioen gaat, zorgen voor meer interesse in dit duurzame eigendomsmodel.”
“Uiteindelijk gaat het erom een behoefte te herkennen, het gaat niet om een adviesproduct dat je verkoopt”, besluit Wijnen. “Adviseurs die dicht bij de onderneming staan, moeten zich meer bewust worden van deze mogelijkheid als verkopen geen wenselijke optie is. Als trusted advisor kunnen zij er een belangrijke rol in spelen steward ownership meer gemeengoed te maken. Mijn verwachting is dat het net zo normaal wordt als vegetarisch eten. De meeste ondernemers runnen hun onderneming vanuit het idee de wereld een beetje mooier te maken. Die intentie zegt mij dat er veel potentie is voor steward ownership als model.”
Tekst: Sander Voortman
Deze bijdrage komt uit het AV-magazine met als thema Fusies en overnames. Dit magazine is verschenen in april 2025. Zie https://www.accountancyvanmorgen.nl/kennisdoc/av-1-2025-fusies-en-overnames/
Geef een reactie