
Een stichting is op 7 april 2009 opgericht door een full-service adviesbureau op het gebied van tijds- en workforce management. De stichting heeft als doel een belangrijke fysieke en virtuele ontmoetingsplaats te vormen rond het thema ’tijd & planning en deze onderwerpen structureel te agenderen en uit te bouwen. Het uiteindelijke doel is de bevordering van welvaart en welzijn in de samenleving en samenlevingen daarbuiten. In de statuten staat verder vermeld dat de stichting het algemeen nut beoogt en geen winstoogmerk heeft.
Op 8 september 2020 doet de stichting een verzoek om te worden aangemerkt als ANBI. In het daarbij gevoegde beleidsplan is vermeld dat de missie van de stichting is om de bevolking het belang van tijd en tijdsbeleid te doen inzien en daarmee een beweging op gang te brengen naar een andere en betere tijdsordening. De stichting pleit voor het actief en betekenisvol omgaan met de tijd.
Activiteiten rondom het thema “tijd”
De stichting richt zich op alle bevolkingsgroepen: jong/oud, man/vrouw en autochtoon/allochtoon. De stichting richt zich in het bijzonder op jongeren, omdat er in het onderwijs weinig aandacht wordt besteed aan de onderwerpen tijd, tijdsbeleving en praktische zaken als plannen. De stichting organiseert activiteiten die betrekking hebben op het thema tijd. De stichting publiceert zelfs een boek over het thema tijd en wil een documentaire maken met een publieke omroep.
In een beschikking laat de inspecteur de stichting weten dat de stichting niet kwalificeert als een ANBI. Volgens de inspecteur beoogt de stichting primair individuele belangen te dienen. Dat daarmee indirect ook het algemeen belang wordt gediend is volgens de inspecteur onvoldoende. De stichting gaat tegen de uitspraak van de inspecteur in beroep bij de rechtbank Noord-Holland.
De stichting stelt dat zij met al haar activiteiten tezamen kwalificeert als instelling van algemeen nut op het gebied van welzijn, onderwijs, wetenschap en onderzoek, of gezondheidszorg, danwel een combinatie daarvan. Volgens de stichting zijn al haar activiteiten gericht op het bevorderen van tijdsbewustzijn in de samenleving en dient zij daarmee het algemeen belang. De stichting stelt dat haar activiteiten zowel op individuen als op organisaties gericht zijn. Dat met de activiteiten ook individuele belangen worden gediend laat onverlet dat het algemeen belang nagenoeg geheel prevaleert boven het particulier belang.
Kwalitatieve en kwantitatieve toets
De rechtbank overweegt dat de stichting feiten dient te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken waaruit volgt dat haar activiteiten op het moment van het indienen van de aanvraag rechtstreeks erop zijn gericht enig algemeen belang te dienen (kwalitatieve toets) en dat het beoogde doel voor meer dan 90% ten bate van het algemeen belang strekt en niet ten bate van een particulier belang (kwantitatieve toets).
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de stichting, gelet op hetgeen in haar beleidsplan is opgenomen en door haar bestuur en haar medewerkers ter zitting nader is toegelicht, aannemelijk gemaakt dat haar feitelijke activiteiten op het moment van het indienen van de aanvraag rechtstreeks gericht zijn op het bevorderen van het welzijn als bedoeld in artikel 5b, derde lid, onderdeel a van de AWR.
De rechtbank acht het aannemelijk dat de stichting met al haar activiteiten tezamen en in onderling verband beschouwd beoogt het tijdsbewustzijn te verhogen en daarmee het welzijn in de samenleving te bevorderen. Het feit dat de activiteiten van de stichting gericht zijn op specifieke doelgroepen maakt niet dat de stichting daarmee voor minder dan 90% het algemeen belang dient. Dat verschillende activiteiten worden aangeboden aan verschillende doelgroepen hangt samen met het feit dat personen die tot die doelgroepen behoren zich in verschillende levensfases en/of omstandigheden bevinden of verschillende doelgroepen bedienen.
ANBI-status ten onrechte geweigerd volgens rechtbank
De rechtbank acht het eveneens aannemelijk dat publicaties als een boek en het maken van een documentaire inhoudelijk niet op een specifiek af te bakenen groep zijn gericht, waarmee niet aannemelijk is dat deze dienstbaar zijn aan een particulier belang. Al haar activiteiten tezamen en in onderling verband beschouwd passen bij het statutaire doel dat de stichting nastreeft. Dat individuen van deze activiteiten in enige mate profijt kunnen trekken is onvermijdelijk maar doet niets af aan deze conclusie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur ten onrechte de ANBI-status geweigerd.
De inspecteur is het daarmee niet eens en gaat in beroep bij het gerechtshof Amsterdam. In hoger beroep betoogt de inspecteur (primair) dat de stichting, gelet op haar statuten, beleidsplan en activiteiten, in onderlinge samenhang beschouwd, niet dient te worden aangemerkt als ANBI. In zijn opvatting heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat de feitelijke activiteiten van de stichting op het moment van het indienen van het verzoek rechtstreeks gericht zijn op het bevorderen van het welzijn als bedoeld in artikel 5b, derde lid, onderdeel a van de AWR.
Minerva-arrest van belang
Het hof overweegt dat voor de afbakening van het in de jurisprudentie uitgewerkte begrip ‘algemeen nut’ in de eerste plaats het Minerva-arrest van belang is. Aan het criterium ‘algemeen nut beogende instelling’ is volgens dit arrest en andere arresten telkens voldaan indien “de werkzaamheden van de instelling rechtstreeks erop gericht zijn enig algemeen belang te dienen. Het is vaste jurisprudentie dat de term ‘algemeen’ in de uitdrukking ‘algemeen belang’ staat tegenover ‘particulier’ en dat onder de term ‘belang’ dient te worden verstaan een (nagestreefde) verrijking of verbetering, in materiële of geestelijke zin, van het publiek.
De doelstelling en de werkzaamheden van de instelling mogen dus niet slechts gericht zijn op het particuliere belang van een bepaalde persoon of groep personen, zoals de leden van een vereniging noch op die van de instelling zelf. Maar ook indien de doelstelling niet is beperkt tot een bepaalde groep personen, kan de aard van de nagestreefde werkzaamheden meebrengen dat deze op zichzelf rechtstreeks dienstbaar zijn aan een bepaald particulier belang, zoals de ontspanning of het gezellig verkeer van degenen die daaraan deelnemen.
Het nastreven van ontspanning of gezellig verkeer is in de regel niet toereikend voor toekenning van de ANBI-status. Behalve als deze werkzaamheden worden verricht door een instelling die zich blijkens haar statuten en werkzaamheden (nagenoeg) uitsluitend richt op de belangen van kwetsbare personen in onze samenleving zoals zieken, gehandicapten, daklozen of ouderen.
Rechtstreeks algemeen belang dienen
Volgens het hof komt het in deze zaak eerst op de vraag aan of de statutaire doelstelling en de aard van de activiteiten van de stichting voldoen aan de voorwaarde dat zij rechtstreeks het algemeen belang dienen. Het hof is van oordeel dat het bij de beantwoording van deze vraag neerkomt op een toetsing van de (statutaire) doelstelling in samenhang met de verrichte en voorgenomen feitelijke werkzaamheden.
Het hof is op grond van hetgeen de stichting heeft aangedragen qua voornoemde statuten en beleidsplan, gelet op de daarin vermelde verrichte of nog te verrichten activiteiten, van oordeel dat de stichting zich primair en rechtstreeks (nagenoeg) uitsluitend richt op particuliere belangen. Het gegeven dat de stichting met al haar activiteiten zich tracht in te zetten voor tijdsbewustwording van (alle) deelnemers van de maatschappij en daarbij in zo breed mogelijke zin aandacht vraagt voor het belang van het bevorderen van het welzijn van de mensen door hen tijdsbewust te laten worden opdat tijdsbesteding betekenisvol wordt, doet niet aan het vorenstaande oordeel af.
Dit laat onverlet dat daarmee (eveneens) in belangrijke mate de persoonlijke ontwikkeling (en daarmee het particulier belang) van de deelnemers is gebaat. Uit dit gegeven kan hoogstens worden geconcludeerd dat mogelijk sprake is van een gunstig maatschappelijk neveneffect van de activiteiten. De activiteiten zelf dienen daardoor niet rechtstreeks het algemeen belang.
Levensbeschouwelijk doel
Het is niet van belang dat de statutaire doelstelling van de stichting op een levensbeschouwelijke leest is geschoeid. Het statutaire doel dient naar oordeel van het Hof namelijk in samenhang met de feitelijke (nog te verrichten) werkzaamheden van de stichting te worden getoetst.
De stichting heeft verder onvoldoende onderbouwd en geconcretiseerd op welke wijze met de uitgifte van boeken en de vormgeving van documentaires over het onderwerp tijdsbewustzijn zou worden voldaan aan de voorwaarde dat de stichting rechtstreeks en (nagenoeg) uitsluitend het algemeen belang dient. Het louter en alleen in de maatschappij brengen van deze informatie ter lering en vermaak van een ieder volstaat hiertoe nog niet. Dit nog daargelaten het antwoord op de vraag of het uitgeven en verkopen van boeken door de stichting als een commerciële activiteit dient te worden aangemerkt.
Het hof is van oordeel dat niet kan worden geconcludeerd dat rechtstreeks het algemeen belang wordt gediend door de stichting. Aan de subsidiaire stelling van de inspecteur (dat de stichting in die situatie voor minder dan 90% het algemeen belang zou dienen) wordt bij deze stand niet toegekomen. De conclusie is aldus dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat de stichting als een ANBI kan worden aangemerkt.
Gerechtshof Amsterdam, ECLI:NL:GHAMS:2025:1048
Geef een reactie