
Private equity-managers genieten momenteel een aanzienlijk belastingvoordeel doordat hun inkomsten uit zogenoemde lucratieve belangen vaak in box 2 worden belast, tegen een tarief van 31%. In box 1, waar normaal gesproken arbeidsinkomsten worden belast, geldt een toptarief van 49,5%. Dit verschil van 18,5 procentpunt leidt ertoe dat deze groep aanzienlijk minder belasting afdraagt dan andere grootverdieners.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen (Financiën) bevestigt in antwoord op Kamervragen dat veel private equity-managers gebruikmaken van deze regeling, maar hij kan niet precies aangeven hoeveel belastinginkomsten de fiscus hierdoor misloopt. Uit onderzoek blijkt dat het mogelijk om duizenden belastingplichtigen gaat, maar exacte cijfers ontbreken omdat de Belastingdienst deze gegevens niet centraal bijhoudt.
Gederfde inkomsten
Op basis van schattingen – waarbij uitgegaan wordt van zo’n 3.000 belastingplichtigen met een gemiddeld inkomen van vijf miljoen euro – zou een belastingheffing in box 1 in plaats van box 2 ongeveer 2,8 miljard euro extra kunnen opleveren. Van Oostenbruggen noemt dit echter een “incompleet beeld”, omdat onduidelijk is hoeveel private equity-managers daadwerkelijk verdienen en of een hogere belastingdruk tot ontwijking zou leiden.
Uit eerdere gegevens van de Belastingdienst blijkt wel dat grote private equity-fondsen jaarlijks tientallen miljoenen euro’s uitkeren aan hun managers. Sinds 2016 is dit bedrag naar verwachting alleen maar gestegen.
Waarom betalen ze minder?
De huidige regeling voor lucratief belang is in het leven geroepen om complexe fiscale discussies te voorkomen. Volgens Van Oostenbruggen heeft de box 2-heffing “duidelijkheid en rechtszekerheid” gebracht. Bovendien sluit het tarief van 31% aan bij dat van omringende landen, wat Nederland aantrekkelijk zou houden voor internationale investeerders.
Critici stellen echter dat de inkomsten van private equity-managers vooral uit arbeid voortkomen en daarom in box 1 thuishoren. De staatssecretaris erkent dat deze beloningen een “hybride karakter” hebben, maar vindt een volledige box 1-heffing niet passend.
Uitvoeringsproblemen
Een belangrijke belemmering voor aanpassing van de regeling is de beperkte uitvoeringscapaciteit van de Belastingdienst. Pas vanaf 2029 zou het technisch mogelijk zijn om in de aangifte specifiek te vragen naar lucratieve belangen. Tot die tijd blijft de informatiepositie van de fiscus beperkt.
Ondertussen leidt de huidige regeling tot weinig rechtszaken – slechts negen unieke zaken sinds 2009 – wat volgens Van Oostenbruggen aantoont dat het systeem goed werkt. Zonder de box 2-variant zouden er waarschijnlijk veel meer conflicten zijn geweest over de vraag of inkomsten in box 1 of box 2 thuishoren.
Motie nog niet uitgevoerd
In 2024 nam de Tweede Kamer een motie aan (Ingediend door Idsinga c.s.) waarin werd opgeroepen om private equity-managers voortaan in box 1 te belasten. Van Oostenbruggen heeft hier onderzoek naar laten doen, maar een definitief besluit blijft uit. Een internetconsultatie over mogelijke aanpassingen is recent afgerond, en de staatssecretaris belooft “zo spoedig mogelijk” met een vervolg te komen. Wel wil hij met het Belastingplan 2026 een maatregel introduceren om belastingontwijking via buitenlandse constructies tegen te gaan.
De Kamerleden Idsinga (Nieuw Sociaal Contract) en Stultiens (GroenLinks-PvdA) stelden niet minder dan 35 vragen aan de staatssecretaris met het verzoek deze afzonderlijk en binnen zes weken te beantwoorden. Het eerste lukte wel, het tweede niet.
Geef een reactie