
Arbeidsovereenkomst
De werknemer had in september 2024 een arbeidsovereenkomst gesloten met een internationaal opererende inkooporganisatie, met als ingangsdatum 1 mei 2025. Vijf maanden vóór deze datum zegde hij de overeenkomst op in verband met een promotie bij zijn toenmalige werkgever. De werkgever stelde dat de wettelijke opzegtermijn van drie maanden pas na de feitelijke indiensttreding zou aanvangen en vorderde schadevergoeding wegens onrechtmatige opzegging.
Opzegtermijn
De kantonrechter verwerpt die stelling. Onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad (HR 1917, NJ 1918/56) overweegt de kantonrechter dat de arbeidsovereenkomst ontstaat door het sluiten van de overeenkomst, en dat vanaf dat moment reeds sprake is van een arbeidsovereenkomst waarop de regels inzake beëindiging door opzegging van toepassing zijn. “Aangezien vóór de start van de werkzaamheden reeds sprake is van een arbeidsovereenkomst én deze kan worden opgezegd, valt niet in te zien waarom de opzegtermijn niet vóór de indiensttreding kan gaan lopen.”
Verder benadrukt de kantonrechter dat de opzegtermijn mede beoogt de werkgever in staat te stellen tijdig maatregelen te treffen. In dit geval was de opzegging ruim vijf maanden vóór de geplande indiensttreding, zodat de werkgever voldoende gelegenheid had om een vervanger aan te stellen. Dat inmiddels andere vacatures zijn ontstaan, doet daaraan niet af.
Ten slotte overweegt de kantonrechter dat het standpunt van de werkgever bovendien op gespannen voet staat met het in artikel 19 lid 3 Grondwet verankerde recht op vrije arbeidskeuze. De werknemer is dan ook geen schadevergoeding verschuldigd.
Geef een reactie