Onder de noemer winstdelende beloningen en participatie kunnen een aantal varianten van beloningen worden geschaard. De belangrijkste zijn:
- eindejaarsuitkering, al dan niet winst- en/of prestatieafhankelijk
- stock appreciation right (SAR)
- aandelenopties
- aandelen (al dan niet gecertificeerd)
- winstdelende lening
- lucratieve rechten direct en indirect
- schulden met lucratieve mogelijkheid van kwijtschelding, direct en indirect
- bindingspremie
- bonus in geld direct.
1 Inleiding
Onder de noemer winstdelende beloningen en participatie kunnen een aantal varianten van beloningen worden geschaard. De belangrijkste zijn:
- eindejaarsuitkering, al dan niet winst- en/of prestatieafhankelijk
- stock appreciation right (SAR)
- aandelenopties
- aandelen (al dan niet gecertificeerd)
- winstdelende lening
- lucratieve rechten direct en indirect
- schulden met lucratieve mogelijkheid van kwijtschelding, direct en indirect
- bindingspremie
- bonus in geld direct.
Al deze beloningen zijn beloningen aan personeel, winstafhankelijk, waarbij de heffing nogal verschilt, afhankelijk van welke vorm wordt gekozen. Behalve dat de heffing verrassend laag kan zijn, hetgeen uiteraard de bedoeling is, kan de heffing onder omstandigheden ook verrassend en onredelijk hoog zijn, hetgeen uiteraard minstens net zo belangrijk is om te weten. Van goed en goedkoop belonen worden werkgever en werknemer blij, van fiscaal te duur belonen worden beiden echter zó duur, dat dat eerst voorkomen moet worden.
Ieder hiervoor genoemde beloningsvorm wordt hierna beschreven. Als handvat om het één en ander te lezen, is een schema met de heffing, die optreedt, plezierig. Dat wordt na de beschrijving als samenvatting van de optredende heffingen in de laatste paragraaf weergegeven. Allereerst volgen hier de toelichtingen in de separate paragrafen.
1.1 Algemeen
Managementbeloningsvormen zijn er in verschillende soorten en maten. Denk aan eindejaarsbonussen (al dan niet winstafhankelijk) en participatie door middel van aandelen.
De gewenste gradatie van participatie is een belangrijke voorvraag, voordat aan fiscaliteit wordt toegekomen. Prestatiebeloning is voor de werknemers meer vrijblijvend dan een investering door de werknemer om een aandelenbelang te verkrijgen. Een belangrijk verschil tussen aandelen en andere beloningsvormen, zoals winstdeling, opties of converteerbare leningen, is dat aan aandelen aandeelhoudersrechten zijn verbonden, zoals het recht op de algemene vergadering aanwezig te zijn en om aldaar stemrecht uit te oefenen. Verder omvatten aandeelhoudersrechten het recht op informatie en het recht op dividend.
De vraag is of de eigenaar van de onderneming dergelijke rechten wil prijsgeven. Een andere vraag betreft het niveau waarop kan worden geparticipeerd: Kan dit op centraal holdingniveau of op het niveau van een specifiek bedrijfsonderdeel?
2 Eindejaarsuitkering/ winstbonus
2.1 Inleiding
De eindejaarsuitkering is wellicht de meest voorkomende beloningsvorm, die in meerdere verschijningsvormen voorkomt. De uitkering kan vast zijn (bijvoorbeeld een 13e maand) of variabel, afhankelijk van bepaalde indicatoren (bijvoorbeeld een bepaald percentage van de jaarwinst of bepaalde individuele prestatie-indicatoren (balanced scorecard) of een combinatie).
Verder dient onderscheid te worden gemaakt tussen onvoorwaardelijke aanspraken, die tijdsevenredig worden opgebouwd (zoals een 13e maand) en voorwaardelijke aanspraken, die pas onvoorwaardelijk worden nadat aan aIle voorwaarden is voldaan.
2.2 Fiscale gevolgen ten aanzien van de heffing bij de werknemer (LB)
De aanspraak wordt bij toekenning niet belast met loonbelasting, maar pas bij feitelijke uitkering. De uitkering in geld is bij de werknemer belast als loon uit dienstbetrekking in het jaar van ontvangst.
Na ontvangst van de uitkering gaat het nettobedrag bij de werknemer tot de grondslag van Box 3 behoren (aanzienlijke winstbonussen kunnen dan ook beter in januari dan in december uitgekeerd worden, ervan uitgaande dat het marginale inkomstenbelastingtarief in beide jaren 52% bedraagt).
2.3 Fiscale gevolgen voor de werkgever (Vpb)
De uitkering in geld is bij de werkgever aftrekbaar van de winst. Als de bonus betrekking heeft op het voorgaande jaar (bijvoorbeeld in geval van winstdeling) dan kan de werkgever de bonus al in dat voorgaande jaar ten laste van zijn resultaat brengen. Toekenning van de bonus dient uiterlijk bij het vaststellen van de jaarrekening plaats te vinden.
De winstbonus zou ook in de vorm van extra pensioenrechten kunnen plaatsvinden (mits het pensioen daarmee niet bovenmatig wordt). Een dergelijke bonus kan met name voor DGA’s interessant zijn ter verruiming van het beschikbare werkkapitaal (vermindering van de uitgaande kasstroom), omdat de pensioenreservering bij werknemers met een aandelenbelang van 10% of meer in eigen beheer mag plaatsvinden.
3 Stock Appreciation Rights (SAR’s)
3.1 Inleiding
Een SAR is eigenlijk niets anders dan een aanspraak op een uitkering in geld, waarvan de hoogte afhankelijk is van de waardeontwikkeling van het onderliggende aandeel.
Voorbeeld:
Op het tijdstip van toekenning van de SAR bedraagt de waarde van het onderliggende aandeel € 20 (de uitoefenprijs van de SAR is ook € 20). Drie jaar later kan de SAR worden uitgeoefend (de uitkering in geld wordt opeisbaar). Als de waarde van het onderliggende aandeel op dat moment € 30 is dan bedraagt de uitkering € 10 per toegekende SAR. Omdat SAR’s vaak zonder intrinsieke waarde worden toegekend, is het hefboomeffect bijzonder groot.
De rechtsverhouding tussen de werkgever en de werknemer wordt bij een SAR beheerst door een overeenkomst. Aan SAR’s zijn geen vennootschapsrechtelijke rechten of plichten verbonden. De werknemers, die SAR’s toegekend hebben gekregen, hebben bijvoorbeeld ook geen stemrecht. In de regeling zal afzonderlijk moeten worden bepaald of dividend, dat gedurende de looptijd op de onderliggende aandelen wordt uitgekeerd of een kapitaalstorting, die in die periode plaatsvindt, wordt meegenomen bij de bepaling van de hoogte van de uitkering in geld. SAR’s worden toegekend om werknemers te binden en te motiveren. De SAR is daarom in het algemeen niet meer uitoefenbaar als de dienstbetrekking wordt beëindigd. Ook kan de SAR doorgaans niet worden vervreemd.
3.2 Fiscale gevolgen ten aanzien van de heffing bij de werknemer (LB)
De aanspraak zelf wordt bij toekenning niet belast met loonbelasting, maar pas op het moment dat feitelijk uitkering plaatsvindt (‘pay as you earn’). De uitkering in geld is bij de ontvanger belast als loon uit dienstbetrekking.
Na ontvangst van de uitkering gaat het nettobedrag bij de werknemer tot de grondslag van Box 3 behoren (het is derhalve voordelig om SAR’s niet in december, maar in januari uit te oefenen, ervan uitgaande dat het marginale inkomstenbelastingtarief in beide jaren 52% bedraagt).
3.3 Fiscale gevolgen voor de werkgever (Vpb)
De uitkering in geld ingevolge een SAR-regeling is bij de werkgever aftrekbaar van de winst. Het jaar, waarin de last wordt genomen, is mede afhankelijk van de keuze van de werkgever. In principe is het toegestaan een voorziening te vormen. In de praktijk wordt er soms echter ook voor gekozen geen voorziening te vormen en de last te nemen in het jaar van betaling.
Een SAR-regeling heeft geen gevolgen voor het kunnen (voort)bestaan van een fiscale eenheid.
Wegens het aftrekrecht bij de werkgever en omdat uitgifte van SAR’s geen belemmering zijn voor een fiscale eenheid, zijn SAR-regelingen in het algemeen fiscaal gunstiger dan de hierna te behandelen aandelenoptieregelingen.
4 Aandelenopties
4.1 Inleiding
Aandelenopties geven de werknemer het recht om op een bepaald tijdstip tegen een bepaalde prijs aandelen te verwerven (‘calloptie’). In de praktijk worden de onderliggende aandelen geregeld niet geleverd, maar wordt de waarde van de opties content afgerekend (‘cash settlement’). In dat opzicht verschillen aandelenopties economisch bezien, maar beperkt van SAR’s.
Omdat aandelenopties vaak zonder intrinsieke waarde worden toegekend, is het hefboomeffect bijzonder groot.
4.2 Fiscale gevolgen ten aanzien van de heffing bij de werknemer (LB)
De toekenning zelf wordt niet belast met loonbelasting, maar juist de opbrengst op het moment van feitelijk uitoefening (‘pay as you earn’). Bij uitoefening (of tussentijdse vervreemding) wordt de ontvanger over het ter zake daarvan genoten voordeel belast met loonbelasting (artikel 10a Wet LB). Als er sprake is van cash settlement, dan kan de werkgever de verschuldigde loonbelasting inhouden op het te betalen bedrag.
Als daarentegen de onderliggende aandelen bij uitoefening worden geleverd, dan dient de loonbelasting op de werknemer te worden verhaald of voor rekening van de werkgever te komen. In dit laatste geval dient brutering plaats te vinden.
Als een aandelenoptieregeling wordt overeengekomen, bevelen wij aan om in de regeling op te nemen voor wiens rekening de in te houden loonbelasting komt en onder welke voorwaarden uitoefening kan plaatsvinden.
Na uitoefening gaat het nettobedrag bij de werknemer tot de grondslag van Box 3 behoren (het is derhalve voordeliger om opties niet in december, maar in januari uit te oefenen, ervan uitgaande dat het marginale inkomstenbelastingtarief in beide jaren 52% bedraagt). Als bij uitoefening de onderliggende aandelen daadwerkelijk zijn geleverd, dan gaan deze na uitoefening behoren tot Box 3 of Box 2 (als de aandelen behoren tot een aanmerkelijk belang).
4.3 Fiscale gevolgen voor de werkgever (Vpb)
Bij de werkgever is de optielast niet aftrekbaar van de fiscale winst (artikel 10-1-j Wet Vpb).
Hiermee is een optieregeling dermate onaantrekkelijk, dat de overige fiscale aspecten buiten beschouwing worden gelaten in het kader van de publicatie.
5 Aandelen
5. 1 Inleiding
Als aan de werknemer aandelen worden toegekend, komt hem de waardeontwikkeling van dat aandeel toe. Als de prestaties van de onderneming achterblijven, zodanig dat de waarde van de aandelen daalt, dan ondervindt de werknemer daar weliswaar direct financieel nadeel van, maar staat de werknemer niet met lege handen, zoals doorgaans wel het geval is in het geval van SAR’s of aandelenopties. Daarentegen is (vanwege de intrinsieke waarde bij toekenning) het opwaartse hefboomeffect voor de werknemer in het algemeen ook minder dan bij SAR’s of aandelenopties.
Aandelen geven de houder daarvan echter ook bijzondere (aandeelhouders)rechten, die kunnen bijdragen aan een meer langetermijngevoel van betrokkenheid en verantwoordelijkheid van de betreffende werknemer.
5.2 Lucratief aandelenbelang
Een bezit van aandelen kwalificeert als ‘lucratief belang’ als het aandelen betreft in een vennootschap met een (geheel of ten dele) in aandelen verdeeld kapitaal, die verschillende soorten aandelen heeft, als het aandelen betreft van een soort:
- die is achtergesteld bij andere soorten en het totale aandelenkapitaal van die achtergestelde soort minder is dan 10% van het totale aandelenkapitaal van de vennootschap
- of met een preferentie van tenminste 15% dividend per jaar
- en als de voordelen, die met deze aandelen zijn verkregen, naar moet worden aangenomen mede een beloning beogen te zijn voor werkzaamheden van de belastingplichtige (of een met hem verbonden persoon).
Voor de heffing van loonbelasting maakt het geen verschil of de aandelen al dan niet kwalificeren als ‘lucratief belang’. De aandelen worden bij toekenning belast met loonbelasting tegen de waarde in het economisch verkeer. Lucratieve aandelen blijven vanaf 1 januari 2009, na eventuele afrekening over de aankoopkorting of over de waarde bij toekenning (bij toekenning om niet), in Box 1. Belastingheffing vindt plaats bij realisatie (‘pay as you earn’). Gevolg hiervan is dat dividenden, verkoopwinsten en overige voordelen belast worden tegen het progressieve tarief van maximaal 52%.
Het is fiscaal gunstiger om lucratieve aandelen te houden door middel van een B.V. Het gecombineerde tarief van veelal 20% vennootschapsbelasting en 25% aanmerkelijkbelangheffing, samen 40%, is namelijk lager dan het hoogste tarief in Box 1, zijnde 52%.
6 Winstdelende lening
6.1 Inleiding
Een winstdelende lening kan worden vorm gegeven als een vermogensrecht op grond waarvan de werknemer (de leninghouder) de werkgever een bepaald bedrag ter leen verstrekt, waarbij de vergoeding al dan niet naast een vaste (jaarlijkse) rentevergoeding, ook een waardedelend element omvat, te betalen bij aflossing van de lening. Ook is denkbaar dat het vermogensrecht wordt geknipt in een vastrentende lening en een Iosstaand winstrecht. De fiscale gevolgen kunnen dan ook verschillen al naar gelang de gekozen vormgeving. Het instrument kan volledig in Box 1 vallen, maar ook in Box 3 of een combinatie daarvan.
In het wetsvoorstel ‘Belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen’ wordt voorgesteld de belastingheffing van zogenaamde ‘lucratieve belangen’ aan te passen. Voordat wij ingaan op de fiscale gevolgen, gaan wij eerst nader in op wat moet worden verstaan onder een lucratieve lening.
6.2 Lucratieve lening
Een vordering kwalificeert als lucratieve lening als het rendement in enigszins belangrijke mate (dat wil zeggen voor 15% of meer) afhankelijk is van managementdoeleinden of aandeelhoudersdoeleinden, zoals winst, omzet, kostenvermindering, het aantrekken van financieringsbronnen, het gereed maken voor verkoop of overname van een onderneming of onderdelen daarvan, het aankopen of overnemen van ondernemingen of onderdelen daarvan, of die in enigszins belangrijke mate in waarde vermeerderen bij een verkoop of overname van een onderneming, dan wel bij een wijziging van een belang in een onderneming; en de voordelen, die met deze lening zijn verkregen, naar moet worden aangenomen, mede een beloning beogen te zijn voor werkzaamheden van de belastingplichtige (of een met hem verbonden persoon).
De belastingheffing over lucratieve leningen blijft niet beperkt tot werknemers. Ook adviseurs, werknemers van de investeerder en dergelijke kunnen onder deze Box 1‑heffing vallen.
6.3 Fiscale gevolgen ten aanzien van de heffing bij de werknemer (LB)
Op het moment dat de winstdelende lening loskomt van de dienstbetrekking, dient loonbelasting geheven te worden over het verschil tussen het door de werknemer uitgeleende bedrag en de waarde in het economisch verkeer van de lening. Overeenkomstig de waardering van aandelen bij toekenning, dient hierbij rekening te worden gehouden met de geschatte toekomstige waarde van de onderneming, de schatting van toekomstige rentevergoedingen en het effect van aIle voorwaarden en condities op de uiteindelijke uitkeringsstroom, die toekomt aan gerechtigde.
Als de lening en winstdeling zijn losgeknipt (bijvoorbeeld: De werknemer verstrekt een vastrentende lening en daarnaast verkrijgt hij een winstrecht) kan, afhankelijk van de vormgeving:
- de vastrentende lening direct naar Box 3 gaan, terwijl het winstrecht in de loonsfeer blijft of
- de vastrentende lening samen met het winstrecht als een lucratief belang worden beschouwd.
Over de gevolgen van het al dan niet aanwezig zijn van verbanden tussen de verschillende financiële instrumenten zijn al vragen gesteld. Nog niet duidelijk is wanneer verbanden in acht worden genomen en wat dan de fiscale gevolgen zijn.
6.4 Belastingheffing in Box 1 bij gerechtigde tot een lucratieve lening
Als er sprake is van een lucratieve lening dan is, na het loskomen van de dienstbetrekking en de eventuele afrekening van de loonbelasting over het verschil tussen de inleg en de waarde in het economisch verkeer, de belastingheffing in Box 1. Belastingheffing vindt plaats bij realisatie (‘pay as you earn’). Gevolg hiervan is dat rente, verkoopwinsten en overige voordelen belast worden tegen het progressieve tarief, waarschijnlijk tegen 52%. Verliezen op lucratieve winstdelende leningen zullen aftrekbaar zijn van progressief belaste inkomsten. Bij verliezen is het fiscale voordeel beperkt als er weinig overige progressief belaste inkomsten zijn waar het verlies tegen kan worden afgezet.
De Box 1-heffing zal plaatsvinden over het verschil tussen enerzijds het opgeofferde bedrag en het voor de heffing van loonbelasting in aanmerking genomen bedrag en anderzijds de som van de tijdens de looptijd genoten voordelen en de opbrengst bij vervreemding of aflossing van het belang.
In de praktijk zal het rendement op winstdelende leningen en dergelijke vrijwel altijd voor 15% of meer afhankelijk zijn van management- of aandeelhoudersdoeleinden en zal derhalve, mits ook wordt voldaan aan het beloningsoogmerkvereiste, kwalificeren als lucratieve lening.
Een voorbeeld uit de Memorie van Toelichting:
Het topmanagement van een door een private equity-fonds overgenomen vennootschap heeft een vordering op deze vennootschap. De vordering heeft een zakelijke rente van 6% per jaar. Als het private equity-fonds binnen vijf jaar de vennootschap verkoopt of naar de beurs brengt met een bepaald geëist rendement, dan wordt de vordering afgelost met een bonus van 100%. De jaarlijkse rente van 6%, alsmede de bonus, wordt als het in Box 1 te belasten resultaat aangemerkt.
Als er een lucratieve lening wordt gehouden door middel van een vennootschap waar de betreffende manager of een met hem verbonden persoon een aanmerkelijk belang heeft, dient de manager in Box 1 af te rekenen, zodra de vennootschap een voordeel geniet uit de lucratieve lening. Dit leidt in beginsel tot dubbele heffing; vennootschapsbelasting bij de vennootschap, eventueel gevolgd door aanmerkelijkbelangheffing bij latere winstuitkering door die vennootschap, en 52% heffing in Box 1 bij de manager. Deze dubbele heffing kan alleen voorkomen worden door de uit de lucratieve lening genoten voordelen direct voor minimaal 95% uit te keren aan de aandeelhouder(s). Bij dooruitdeling wordt ‘slechts’ het aanmerkelijkbelangtarief van 25% geheven bij de manager.
Als de voorgeschreven dooruitdeling strikt wordt nageleefd, is het fiscaal gunstiger om lucratieve leningen te laten houden door middel van een B.V. Het gecombineerde tarief van 20% vennootschapsbelasting en 25% aanmerkelijkbelangheffing, samen 40%, is namelijk lager dan het hoogste tarief in Box 1, zijnde 52%. Enkele bijzonderheden bij het middellijk houden van lucratieve leningen:
Als de B.V. ook een deelneming heeft in de inlener, dan kan er onder omstandigheden sprake zijn van een deelnemerschapslening, waarvan de opbrengsten vrijgesteld zijn voor de vennootschapsbelasting. Het moet dan gaan om een lening, die onder zodanige omstandigheden is aangegaan dat deze feitelijk functioneert als eigen vermogen van de inlener. Keerzijde is dat de vergoeding voor een deelnemerschapslening niet aftrekbaar zal zijn bij de inlenende vennootschap. Wegens de verplichte dooruitdeling zullen de inkomsten uit een deelnemerschapslening per saldo tegen 25% worden belast bij de manager. Het voordeel ten opzichte van het rechtstreeks houden van lucratieve leningen wordt dan nog groter (25% heffing tegenover 52% heffing).
Bij verlies zal het nadelig zijn om de lucratieve leningen te houden door middel van een tussenhoudster. Bij de tussenhoudster zal er waarschijnlijk geen vennootschapsbelastingvoordeel zijn, wegens het ontbreken van belastbare winsten, waartegen het verlies kan worden afgezet. Na liquidatie van de vennootschap en na het voldoen aan een aantal wettelijke vereisten heeft de manager dan slechts een belastingvoordeel van maximaal 25%, terwijl hij bij een direct gehouden belang een belastingvoordeel van maximaal 52% had kunnen realiseren. Rentelasten wegens de financiering van lucratieve leningen Ieiden bij een middellijk gehouden belang in sommige situaties niet tot fiscaal voordeel wegens het ontbreken van fiscale winst; als de lening onder de deelnemingsvrijstelling valt of wegens verliezen op de lucratieve lening. Bij een direct gehouden belang kunnen de rentelasten worden afgezet tegenover bijvoorbeeld de progressief belaste arbeidsinkomsten.
Als het voordelig blijkt te zijn om de lucratieve leningen middellijk te houden, dient de B.V. de lening direct zelf te verwerven. Als de lening eerst door de manager zelf worden gehouden, dient bij latere inbreng in de tussenhoudster in Box 1 te worden afgerekend over het verschil tussen de historische kostprijs en de waarde in het economisch verkeer.
6.5 Fiscale gevolgen voor de werkgever (Vpb)
De vergoeding die op een lucratieve winstdelende lening wordt betaald, is bij de werkgever volledig aftrekbaar van de fiscale winst, tenzij het gaat om een deelnemerschapslening.
Een winstdelende lening heeft geen gevolgen voor het kunnen (voort)bestaan van een fiscale eenheid.
7 Lucratieve rechten
7.1 Inleiding
Een lucratief belang kan ook ontstaan anders dan door middel van aandelen of een winstafhankelijke lening. Deze categorie wordt aangeduid onder het kopje lucratieve rechten. Onder lucratieve rechten wordt verstaan vermogensrechten, die economisch overeenkomen of vergelijkbaar zijn met lucratieve aandelen of lucratieve leningen, alsmede overige rechten of verplichtingen, waarvan het waardeverloop in enigszins belangrijke mate (15% of meer) afhankelijk is van managementdoeleinden of aandeelhoudersdoeleinden, zoals de winst, de omzet, de kostenvermindering, het aantrekken van financieringsbronnen, het gereed maken voor verkoop of overname van een onderneming of onderdelen daarvan, het aankopen of overnemen van ondernemingen of onderdelen daarvan, of die in enigszins belangrijke mate in waarde vermeerderen bij een verkoop of overname van een onderneming, dan wel bij een wijziging van een belang in een onderneming; en als de voordelen, die met deze lening zijn verkregen, naar moet worden aangenomen, mede een beloning beogen te zijn voor werkzaamheden van de belastingplichtige (of een met hem verbonden persoon).
De wetgever heeft de volgende voorbeelden van lucratieve rechten opgenomen in de Memorie van Toelichting:
- Een situatie dat de dienstbetrekking met een werknemer met instemming van de werkgever wordt beëindigd, waarbij de werknemer de verplichting heeft vermogensbestanddelen aan te bieden aan de werkgever of een met de werkgever gelieerd lichaam, tegen een uitkering ter grootte van de hoogste van:
- de waarde in het economisch verkeer en
- de oorspronkelijke aankoopprijs.
Als het vertrek niet de instemming van de werkgever heeft, dan geldt een aanbiedingsverplichting van vermogensbestanddelen tegen een uitkering van de laagste van de waarde in het economisch verkeer en de oorspronkelijke aankoopprijs.
- Als bepaalde doelstellingen behaald zijn, een opdracht uitgevoerd is of de belastingplichtige een bepaalde diensttijd volmaakt, wordt de uitkering (zijnde de som van aflossing en rente) verdubbeld.
Voorbeeld:
Een topmanager van een overgenomen onderneming koopt 1.000 certificaten en krijgt bij verkoop of beursgang meer certificaten naarmate dichter tot de doelstellingen is gekomen.
Daarbij kan gedacht worden aan:
- Bij het behalen van 50% van de doelstelling ontvangen de werknemers geen extra voordeel.
- Bij het behalen van 75% van de doelstelling ontvangen de werknemers om niet 50% van het eerder gekochte aantal certificaten extra.
- Bij het behalen van 100% van de doelstelling ontvangen de werknemers om niet 100% van het eerder gekochte aantal certificaten extra.
- ‘Dilution shares’, waarbij het management niet beloond wordt door extra certificaten, maar waarbij het private equity-huis een deel van haar certificaten om niet intrekt. Hierdoor stijgt het relatieve belang en daarmee de waarde van de door de topmanagers gehouden certificaten. De fiscale behandeling is dezelfde als bij een ratchet.
- Reverse ratchets.
Voorbeeld:
Een topmanager van een overgenomen onderneming krijgt om niet 2.000 certificaten en bij verkoop of beursgang mag de topmanager meer certificaten behouden naarmate dichter tot de doelstellingen is gekomen.
Daarbij kan gedacht worden aan:
- Bij het behalen van 50% van de doelstelling dienen de werknemers 50% van hun certificaten om niet terug te leveren.
- Bij het behalen van 75% van de doelstelling dienen de werknemers 25% van hun certificaten om niet terug te leveren.
- Bij het behalen van 100% van de doelstelling dienen de werknemers 0% van hun certificaten om niet terug te leveren.
7.2 Fiscale gevolgen ten aanzien van de heffing bij de werknemer (LB)
Op het moment dat de lucratieve rechten los zijn gekomen van de dienstbetrekking dient loonbelasting geheven te worden over het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer en het eventueel opgeofferde bedrag.
7.3 Belastingheffing in Box 1 bij gerechtigde tot lucratieve rechten
Lucratieve rechten zijn ook na afrekening voor de loonbelasting in Box 1 belast. Belastingheffing vindt plaats bij realisatie (‘pay as you earn’). Het tarief bedraagt maximaal 52%. De Box 1‑heffing zal plaatsvinden over het verschil tussen enerzijds het opgeofferde bedrag en het voor de heffing van loonbelasting in aanmerking genomen bedrag en anderzijds de opbrengst bij de uitoefening van het recht.
7.4 Fiscale gevolgen voor de werkgever (Vpb)
De last wegens uitoefening van het recht zal niet aftrekbaar zijn als de rechten betrekking hebben op aandelen van de werkgever of een daarmee verbonden lichaam. De last zal wel aftrekbaar zijn als de rechten niet zien op dergelijke aandelen.
Een lucratief recht met betrekking tot aandelen kan gevolgen hebben voor het kunnen (voort)bestaan van een fiscale eenheid. In voorkomende gevallen dient zorgvuldig uitgezocht te worden of een mogelijke verbreking van de fiscale eenheid aan de orde is.
8 Schulden met lucratieve mogelijkheid van kwijtschelding
8.1 Inleiding
Het onmiddellijk of middellijk hebben van schulden, die rechtens dan wel in feite tegemoetkomingen kennen van geheel of gedeeltelijke kwijtschelding, waarbij die tegemoetkomingen, gelet op de feiten en omstandigheden waaronder de schulden zijn aangegaan, naar moet worden aangenomen mede een beloning beogen te zijn voor werkzaamheden van de belastingplichtige of een met hem verbonden persoon zijn belast in Box 1. Het zal in de praktijk gaan om kwijtscheldingen, die plaatsvinden als bepaalde doelstellingen zijn behaald, of als de manager een bepaalde periode in dienst is gebleven.
8.2 Fiscale gevolgen ten aanzien van de heffing bij de werknemer (LB)
In beginsel dient het voordeel van de mogelijke kwijtschelding te worden gewaardeerd bij toekenning en dient over het aldus gewaardeerde bedrag loonbelasting ingehouden te worden zodra de schuld is losgekomen van de dienstbetrekking. Als de schuld niet loskomt van de dienstbetrekking, is het gehele voordeel onderworpen aan loonbelasting.
8.3 Belastingheffing in Box 1 bij gerechtigde
Lucratieve rechten zijn ook na afrekening voor de loonbelasting in Box 1 belast. Belastingheffing vindt plaats bij realisatie (‘pay as you earn’). Het tarief bedraagt maximaal 52%. De Box 1‑heffing zal plaatsvinden over het verschil tussen het uiteindelijk genoten kwijtscheldingsvoordeel en het reeds voor de heffing van loonbelasting in aanmerking genomen bedrag.
8.4 Fiscale gevolgen voor de werkgever (Vpb)
De last wegens de kwijtschelding zal in beginsel aftrekbaar zijn.
Een lucratief recht op kwijtschelding zal geen gevolgen hebben voor het kunnen (voort)bestaan van een fiscale eenheid.
9 Bindingspremie
9.1 Inleiding
Een veel voorkomende vorm van managementbeloning is het toekennen van een bindingspremie, die zal worden uitbetaald zodra de manager de overeengekomen periode werkzaam is gebleven voor de vennootschap. Het is mogelijk dat voorschotten worden betaald, waarbij eventueel kan worden bepaald dat die moeten worden terugbetaald als de manager voortijdig opstapt.
9.2 Fiscale gevolgen ten aanzien van de heffing bij de werknemer (LB)
De uitkering zal bij de manager pas worden belast, als inkomen uit arbeid, in het jaar van ontvangst. Voorschotbetalingen zijn belast in het jaar van ontvangst. Als in een later jaar het voorschot terugbetaald moet worden, is de terugbetaling in het jaar van terugbetaling te beschouwen als negatief loon, te verrekenen met positieve inkomsten uit Box 1.
9.3 Fiscale gevolgen voor de werkgever (Vpb)
De vergoeding, die ingevolge een dergelijke regeling wordt betaald, is bij de werkgever volledig aftrekbaar van de fiscale winst. Gedurende de opbouwperiode mag de werkgever een fiscaal aftrekbare reservering opbouwen.
9.4 Overzicht van belastingheffing over bijzondere winstdelende beloningsvormen
Het volgende overzicht kan worden gegeven van de meest voorkomende winstafhankelijke beloningsvormen:
netto |
vpb |
beschikbaar |
vpb |
resteert |
IB-Box 1 |
IB-Box 2 |
resteert |
belastingdruk |
|
|
|||||||||
Lucratieve aandelen, direct |
100 |
– |
100 |
– |
100 |
(52) |
48 |
52,0% |
|
Lucratieve aandelen, indirect |
100 |
– |
100 |
– |
100 |
(25) |
75 |
25,0% |
|
Aandelenopties |
100 |
– |
100 |
– |
100 |
(52) |
48 |
52,0% |
|
SAR´s |
100 |
33 |
133 |
– |
133 |
(69) |
64 |
36,0% |
|
Lucratieve vorderingen, direct |
100 |
33 |
133 |
– |
133 |
(69) |
64 |
36,0% |
|
Lucratieve vorderingen, indirect |
100 |
33 |
133 |
(33) |
100 |
(25) |
75 |
25,0% |
|
Bonus in geld direct |
100 |
33 |
133 |
– |
133 |
(69) |
|
64 |
36,0% |
Aandelen > 5% via B.V. |
100 |
– |
100 |
– |
100 |
(25) |
75 |
25,0% |
Het uitgangspunt bij dit schema is dat de B.V./ de werkgever € 100 na belasting wil vergoeden als beloning aan de werknemer. Als bijvoorbeeld SAR’s worden verstrekt, dan zijn deze aftrekbaar, dus als de werkgever € 100 netto beschikbaar stelt, dan kan hij € 133 vóór belasting reserveren. Immers, hij krijgt € 33 terug aan vennootschapsbelasting bij een tarief van 25%. Deze € 133, die wordt toegekend, wordt tegen 52% belast; er wordt derhalve € 69 geheven. Netto resteert er € 64 in privé. Afgezet tegen de nettolast bij de werkgever van € 100 is de heffing 36%.
Rente verstrekken op een als lucratief belang aan te merken vordering is eveneens aftrekbaar. Hier is dus ook € 133 bruto beschikbaar. Als deze vordering indirect, derhalve via een B.V. wordt gehouden, is het voordeel uit hoofde van de lucratieve vordering belast in deze B.V., stel ook weer tegen 25%. Als het resterende bedrag van € 100 aan privé wordt doorgestoten, wordt dit belast in Box 2 tegen 25%. De heffing is derhalve 25% van € 100 = € 25 en er resteert € 75; een heffing van per saldo 25%.
Nog interessanter is het als de heffing in de B.V., die de vordering houdt, maar 20% is, hetgeen niet ongebruikelijk is. Dan resteert er van de € 133 bruto 80% = € 106,40. De heffing in Box 2 is 25% hiervan = € 26,60 en netto resteert er € 79,80. De heffing is dan effectief: 20,2%!!
Bij een indirect gehouden lucratief belang aan aandelen is hetzelfde aan de orde. Als de B.V. een deelneming heeft in de werkgever (het aandelenbelang moet dan groter of gelijk aan 5% zijn), is er bruto € 100 beschikbaar (geen aftrek van betaald dividend); er is geen heffing in de holding en er is 25% heffing bij betaling aan privé, een heffing van 25%.
Dat het ook heel fout kan gaan, is te zien bij de aandelenopties, geen aftrek, wel heffing. Dat leidt tot een tarief van 52%, meer dan 2,5 maal het optimale tarief van 20,2%!
Geef een reactie