De crisisheffing was ingevoerd als eenmalige maatregel voor 2013, maar hij is inmiddels met een jaar verlengd en geldt ook voor 2014. Dit betekent dat werkgevers in 2014 gelijk in 2013 een crisisheffing betalen van 16% over het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking (inclusief bonus) dat zij in 2013 aan een medewerker hebben betaald, voor zover dat loon hoger was dan € 150.000. De eenmalige crisisheffing over hogere inkomens is een werkgeversheffing, een pseudo-eindheffing. Die heffing komt naast de reguliere loonheffing, die al in 2013 heeft plaatsgevonden; deze eindheffing komt dus niet in de plaats van de reguliere heffing. De werkgever moet de heffing afdragen in het aangiftetijdvak, waarin het (fictief) op 31 maart 2014 genoten loon valt.
Bij de beoordeling of het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking over 2013 meer bedraagt dan € 150.000, is het genietingstijdstip uit de Wet op de Loonbelasting 1964 bepalend. Het loon wordt beschouwd te zijn genoten – en aan de loonheffing te zijn onderworpen – op het tijdstip waarop het betaald of verrekend wordt, ter beschikking van de werknemer wordt gesteld of rentedragend wordt dan wel vorderbaar en ook inbaar wordt. Als het overeengekomen loon geheel of gedeeltelijk op een ongebruikelijk tijdstip zal worden genoten, wordt daar geen rekening mee gehouden. In 2013 gold de bepaling dat het saldo van de levensloop in één keer mocht worden opgenomen, waarbij slechts 80% van dat saldo was belast. De staatssecretaris heeft toegezegd dat die opname niet meetelt voor het loon in het kader van de crisisheffing.
Heeft de werknemer zijn loon uit tegenwoordige dienstbetrekking in 2013 van meerdere verbonden vennootschappen (in concernverhouding) genoten, dan wordt het loon voor deze crisisheffing bij elkaar geteld. De concernvennootschap/ werkgever, die in 2013 het grootste gedeelte van het totale loon van de werknemer over dat jaar heeft betaald, moet de 16% heffing afdragen. Deze bepaling voorkomt dat de werknemer zijn in 2013 te ontvangen loon (boven het normbedrag) verknipt en over meerdere concernvennootschappen verdeelt om zo de pseudo-eindheffing geheel of gedeeltelijk te vermijden.
Gezien de opbrengst voor de schatkist, is het maar de vraag of de crisisheffing inderdaad maar tweemalig is en niet wederom verlengd gaat worden.
2 Werkgeversheffing over excessieve vertrekvergoedingen
Als de werkgever aan werknemers met een jaarloon van meer dan € 531.000 (bedrag 2014) een vertrekvergoeding hoger dan een jaarloon toekent, is de werkgever over het meerdere een werkgeversheffing verschuldigd van 75%. De hoogte van het jaarloon, dat onder deze regeling valt, wordt jaarlijks geïndexeerd. De maatregel is gaan gelden voor dienstbetrekkingen, die zijn beëindigd op of na 1 januari 200 De door de werkgever verschuldigde pseudo-eindheffing komt naast de loonheffing, die de werknemer over de totale ontslagvergoeding is verschuldigd.
De werkgeversheffing geldt alleen bij vertrekvergoedingen aan werknemers, die een (herleid) jaarloon hebben van meer dan € 531.000 (bedrag 2014) in het vergelijkingsjaar. Het vergelijkingsjaar is in beginsel het tweede kalenderjaar, voorafgaand aan het jaar waarin de dienstbetrekking wordt beëindigd. Is de dienstbetrekking in een later jaar ingegaan, dan geldt de extra werkgeversheffing voor het jaarloon of het tot een jaarloon herleide bedrag dat de betreffende werknemer in dat latere jaar heeft genoten.
Tot de werkgeversheffing belaste vertrekvergoeding behoort onder meer het positieve verschil tussen het jaarloon in het jaar van vertrek en het loon dat de betrokken werknemer in het vergelijkingsjaar heeft genoten. Hetzelfde geldt voor de waarde van bij het einde van de dienstbetrekking nog niet uitgeoefende of vervreemde aandelenoptierechten en vrijgestelde stamrechtaanspraken, die in het jaar van vertrek of het daaraan voorafgaande kalenderjaar zijn toegekend.
3 Werkgeversheffing bij pensioengevend loon van meer dan € 531.000
Vanaf 1 januari 2010 is de werkgever ook een heffing verschuldigd van 15% over een forfaitair berekende backservice voor werknemers met een pensioengevend loon vanaf € 531.000 (bedrag 2014), die deelnemen aan een eindloonregeling. De hoogte van het pensioengevend loon dat onder deze regeling valt, wordt jaarlijks geïndexeerd. De heffing zal plaatsvinden bij backservice in geval van salarisstijgingen bij de eigen werkgever, maar ook in het geval van een salarissprong bij de overstap naar een nieuwe werkgever en er ook sprake is van inkoop van pensioen door de nieuwe werkgever.
De afdracht van de voorgestelde werkgeversheffingen zal niet via de aangifte loonheffingen verlopen. De werkgever, die de heffingen is verschuldigd, moet zich melden bij een centraal punt van de Belastingdienst om de heffingen af te dragen.
Geef een reactie